gemeente Breda £606713 BURGEMEESTER EU UEÏECÜBEHS VAIT DE GEMEENTE EREDA; overwegende, dat de raad van de gemeente Breda in zijn ver gadering van 5 oktober 19S2 de nota "Anders omgaan met monu menten" tot uitgangspunt heeft gemaakt bij het ontwikkelen van een gemeentelijk monumentenbeleid; dat deze nota onder meer het beleidsvoornemen bevat om te komen tot de opstelling van een gemeentelijke monumenten lijst op grond van een monumentenverordening, welk beleids voornemen wordt beschouwd als de basis, van waaruit aan de verdere ontwikkeling van het gemeentelijk monumentenbeleid gestalte kan worden gegeven; dat de raad, ter nadere concretisering van dit beleidsvoor nemen, in zijn vergadering van 30 juni 1983 op ons voorstel besloot tot vaststelling van de "Monumentenverordening ge meente Ereda" welke verordening in werking is getreden otd 1 januari 1984; dat artikel 3, eerste lid, van de verordening aan ons college de bevoegdheid geeft om een monumentenlijst vast te stellen en daarin wijzigingen aan te brengen, hetzij ambtshalve, het zij op verzoek; dat, ter voorbereiding op het besluit tot vaststelling van de monumentenlijst, in opdracht van ons college een nauwkeu rige ambtelijke inventarisatie heeft plaatsgevonden van onroerende zaken, die voor plaatsing op de monumentenlijst in.aanmerking zouden kunnen komen; dat het resultaat van deze ambtelijke inventarisatie ter hand is gesteld van de op 27 juni 1985 geinstalleerde gemeen telijke Monumentenadviesraad, de commissie als bedoeld in ar tikel 1, zesde lid, van de verordening; dat de Monumentenadviesraad onder meer tot taak heeft cm het resultaat van de ambtelijke inventarisatie te toetsen, teneinde uiteindelijk tot een advies te komen aan ons colle ge omtrent de vaststelling van de mcnumentenlijst en ce plaat sing daarop van de daarvoor in aanmerking komende zaken;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 1760