- 20 - V. Conclusies De opstelling van het meerjarenplan stadsvernieuwing 1986-1990 wordt beïnvloed door een aantal factoren, waarvan genoemd kunnen worden: - het in gang gezette proces met betrekking tot de stadsvernieuwings buurten Spoorbuurt-WestValkenberg, Oud-Boeimeer en Zandberg-West; de ervaring, die zijn opgedaan met de uitvoering van de jaarschijf 1985 van het meerjarenplan 1985-1989; de beschikbare middelen: het aandeel van de eigen gemeentelijke middelen in het fonds stadsvernieuwing is geringer geworden door HUG-maatregelen en de besluitvorming met betrekking tot de Kadernota. Dit heeft ertoe geleid, dat er de komende jaren weinig mogelijkheden voor nieuw beleid in de stadsvernieuwing zijn. Immers de afronding van de activiteiten in de aangewezen stadsvernieuwings buurten vergt in ieder geval tot 1989 een belangrijk deel van de in te zetten middelen. Daarnaast dienen de nodige middelen ingezet te worden teneinde te voorkomen dat nieuwe stadsvernieuwingsbuurten aangewezen moeten worden. Genoemd dienen te worden middelen ten behoeve van particuliere woningverbetering, aankoop en verbetering van panden, vervangende nieuwbouw, woonomgeving en milieu. De uitvoering van de jaarschijf 1985 heeft uitgewezen, dat de voor dat jaar ter beschikking staande middelen nauwelijks toereikend zijn. Van een onderbesteding, waarvan bij de opstelling van het meerjarenplan 1985-1989 werd uitgegaan, is geen sprake geweest. Of dit de komende jaren ook zo zal zijn, is niet te voorspellen. In ieder geval dient bij de invulling van activiteiten voor de komende vijf jaren het verschil tussen (geraamde) beschikbare middelen en (geraamde) uirgaven zo klein mogelijk gehouden te worden. Er is een tendens merkbaar naar een situatie, waarin activiteiten, die onder het begrip "stadsvernieuwing" vallen, langzamerhand alleen uit de doeluitkering van het rijk bekostigd (kunnen) worden. Dit kan worden afgeleid uit: - het terugbrengen van het investeringsprogramma van de dienst openbare werken. Het gevolg daarvan is, dat noodzakelijke werkzaamheden in stadsvernieuwingsgebieden ten laste van het fonds stadsvernieuwing gebracht moeten worden; - structurele bezuinigingen als gevolg van HUG-maatregelen en de besluit vorming inzake de Kadernota. Dergelijke bezuinigingen kunnen alleen ten laste gebracht worden van structurele posten in het fonds stads vernieuwing, d.w.z. alleen ten laste van de begeleidingskosten stads vernieuwing, die vanuit het budget van de dienst openbare werken worden ingebracht. De doeluitkering van het rijk mag namelijk niet voor structurele zaken worden gebruikt. Dit impliceert, dat van de begeleidingskosten openbare werken (ruim 1.900.000,per jaar) inmiddels 1.300.000,wordt betaald uit de doeluitkering van het rijk. Zet deze tendens door, dan zal aan het einde van de jaren '80 voor stads vernieuwingsactiviteiten alleen nog de jaarlijkse doeluitkering van het rijk beschikbaar zijn, waarvan een niet onaanzienlijk deel (20 a 25%) uitgegeven zal worden aan begeleidingskosten. Het gevaar dreigt dan, dat er weer achterstandsituaties ontstaan. Dit zal dan op den duur weer nopen tot een ingrijpende aanpak van bepaalde gebieden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 215