Bij bijlage nr. 418 gebeurt via de rijkssubsidieregeling restau ratie monumenten op basis van de door Uw raad vastgestelde en vast te stellen meerjarenpro gramma's restauratie monumenten. Het bepaalde in lid a is opgenomen, omdat er in bepaalde gevallen een samenloop van subsi diëringen op basis van de hoofdstukken II (partikuliere woningverbetering) en III (mo numenten en beeldbepalende panden) kan plaatsvinden. Toelichting op het nieuwe hoofdstuk 4: Verbetering van gebouwen waarin bedrijven gehuisvest zijn. Artikel 36lid lj. sub a De gehanteerde definitie van ondernemer houdt in, dat vrije beroepsoefenaren geen onder nemer zijn in de zin van deze verordening. Voor de aktiviteiten van deze bedrijven zijn geen omvangrijke investeringen in bedrijfs middelen vereist. Ook zijn zij veelal weinig of niet buurtgebonden en kunnen zij vaak in of vanuit een - beperkt - deel van een woning worden uitgeoefend. Artikel 36^ li.d 2 Door deze bepaling wordt benadrukt dat de steunverlening in het kader van deze verorde ning gericht is op de onderneming als ekono- mische eenheid. Artikel 37 Verwezen wordt naar het in de aanhef van deze toelichting gestelde met betrekking tot de subsidiabele voorzieningen. Artikel 39sub d2 De bedoeling van deze bepaling is, dat subsi die alleen verstrekt wordt aan levensvatbare ondernemingen. Dit kan worden aangetoond door het overleggen van een bankgarantie voor het netto te investeren bedrag (investering minus mogelijke subsidie)of - indien dat niet moge lijk is - door een door of vanwege burgemees ter en wethouders in te stellen onderzoek. Artikel 40 Bedoeling van deze bepaling is, dat slechts 50% van de subsidiabele kosten wordt gesubsi dieerd, met een maximum subsidie van f 15.000,--. Uitsluitend de werkelijk ten laste van de ondernemer komende investeringen. Dit betekent, dat bij de berekening van de subsi diabele kosten in ieder geval rekenine gehou den moet worden met het BTW-voordcel en een eventuele WIR-premie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 2220