I
1
-
Vraag 4. Op welke wijze zou de samenwerking of ondersteuning die
nen plaats te vinden en te worden gestructureerd?
Antwoord
Bij de structurering van de samenwerking dient er overleg op ver
schillende niveau's én met een verschillende frequentie plaats
te vinden. Hierbij denken wij aan de volgende overlegvormen:
- Een beleidsoverleg tussen de commissarissen van het R.W.I. en
de direktie van het R.W.I.
- Een afstemmingsoverleg tussen de direktie van de Kamer en de
direktie van het R.W.I.
- Een werkoverleg tussen de direktie van het R.W.I. en haar mede
werkers
Er zal alleen sprake kunnen zijn van een optimale uitvoering
en van een, daarmee samenhangend, optimale benutting van de ver
schillende disciplines indien er in een goed teamverband kan
worden gewerkt.
Het R.W.I. zal haar werkzaamheden moeten gaan verrichten volgens
een door de direktie van het R.W.I. opgesteld praktisch beleids
plan (bijv. voor de jaren '86 en '87) en de daarbij behorende
aktieplannen voor het eerste jaar.
Mét het opstellen van deze plannen zal, als voorbereiding op de start,
op korte termijn moeten worden begonnen.
Vanzelfsprekend rekening houdend met de te verwachten of reeds
bekende mogelijkheden van bijv. kennis en ervaring die d.m.v. de
aan te stellen medewerkers van het R.W.I. zullen worden ingebracht.
Vraag 5Zijn er door U uit ervaring nog aanvullende thema's en aan
dachtspunten voor een R.W.I. te noemen, die in de ontwerp-
nota worden of uit de vraagstelling worden gemist.
Antwoord
De Kamer wil nog de navolgende, opmerkingen m.b.t.. of naar aanleiding
van de ontwerp-nota R.W.I. maken:
- Het bestuur van de Kamer stelt voor de doelstelling van het R.W.I.
in overeenstemming te brengen met de doelstelling van de N.V.
Brabantse Ontwikkeling Maatschappij.
Deze doelstelling moet dan luiden: "het versterken van de sociaal-
economische struktuur en het bevorderen van de werkgelegenheid
in het gebied van het Stadsgewest Breda".
- Op pag. 12 van de nota stelt de voorbereidingsgroep voor twee
zetels in de Raad van Commissarissen toe te wijzen, te benoemen
door de algemene ledenvergadering van de Kamer in overleg met
het 0BB
Het bestuur van de Kamer is echter unaniem van oordeel dat de
twee commissarissen namens het bedrijfsleven benoemd dienen
te worden door de algemene ledenvergadering van de Kamer op een
bindende voordracht van het bestuur van de Kamer, die is vast
gesteld na overleg met het O.B.B.
- 53 -
-6-