Meerjarenperspectief
-32-
4. eveneens moet worden aangetekend, dat het sluitende
begrotingsbeeld verkregen is kunnen worden zonder
onevenredige verdere belasting van de Bredase bur
gers
5. het berekende en mede uit 1987 voortvloeiende finan
ciële perspectief voor de jaren 1988 - 1990 laat
zien, dat er nauwelijks aan te ontkomen zal zijn om
in die jaren omvangrijke heroverwegingsoperaties
door te voeren, dit dan juist in de tijd, dat naar
wij hierboven onder 2. hebben gesteld, een verdere
uitbouw noodzakelijk zou zijn.
Wij zien er van af, in deze nota nadere concretise
ringen voor die operaties aan te dragen. In de eer
ste plaats achten wij het ondoenlijk om in 1987,
waarin de laatste niet geringe heroverwegingen van
uit de HUG Il-ronde moeten worden gerealiseerd, een
volgende bezuinigingsronde te starten; nu suggesties
aandragen die in 1988 tot uitwerking zouden moeten
komen lijkt ons niet realistisch en tenslotte zijn
wij van mening, dat dergelijke operaties door de in
19 86 aantredende Raad moeten worden voorbereid.
I.d.b. Mogelijke alternatieve invullingen
Het past in het bestek van een Kadernota, bij het ontwikkel
de beeld een duiding te geven van mogelijke alternatieve in
vullingen. Hierna zullen wij achtereenvolgens ingaan op moge
lijkheden en onmogelijkheden tot vergroting van de capaci
teit (profijtbeginsel, belastingverhoging, overige methoden)
en op de alternatieven bij de invulling van onderdelen van
het ontwikkelde beleid.
1. Het profijtbeginsel
Begin 1985 hebben wij een onderzoek ingesteld naar de moge
lijkheden tot het versterken van de toepassing van het pro
fijtbeginsel in onze gemeente. Op grond van de resultaten
van dat onderzoek concludeerden wij dat verdergaande tariefs
aanpassingen op grond van het profijtbeginsel moeten worden
ontraden, dit gelet op de hoogte van de thans reeds gehan
teerde tarieven.
Met de VNG concludeerden wij tevens, dat de uit dien hoofde
toegepaste kortingen op het gemeentefonds onevenredig en on
redelijk moeten worden genoemd.
Inmiddels is er in het kader van de begroting 1986 een twee
tal tariefsverhogingen doorgevoerd: een aanpassing van het
marktgeld met 13% (op grond van een eerder genomen HUG-be-
sluit) en een extra-verhoging van de bouwleges met 17%.
Onze conclusie kan daarom nu niet anders zijn dan dat geen