bijl. nr. 123 daartoe bijdragen gevraagd worden vanuit de drughulpverlening, het werkgelegenheidsbeleid, het onderwijs, politie en justitie en de psychosociale begeleidingsinstituten en praten we al lang niet meer over sociaal-cultureel werk alleen. Kortom, ging het in de Jeugdnota 1968 om aanvullend beleid op een precies afgebakend terrein, dan gaat het nu om een integrale benadering waarbij slechts gedeeltelijk van tevoren vaststaat wie en wat betrokken moeten worden. Duidelijker dan toen kunnen nu doelgroepen en probleemvelden worden ge signaleerd die gemeen hebben dat ze om een grensoverschrijdende aanpak vragen: - jeugdwerkloosheid; - jongeren uit etnische minderheden; - randgroepjongeren; - meisjes. II Het organisatorisch kader Een integrale benadering laat het organisatorische kader niet ongemoeid. Was in de Jeugdnota 1968 sprake van twee invals hoeken te weten de Jeugd Advies Raad (J.A.R.) en het Stede lijk Jeugd- en Jongeren Centrum dan moet heden ten dage een bredere kijk worden ontwikkeld. De Jeugd Advies Raad kon dan wel op het beperkte terrein van de recreatieve activiteiten haar functie vervullen, voor de nu gevraagde benadering moet zij wel tekort schieten. De echte probleemgroepen laten zich niet meer op zo'n getrapte wijze vertegenwoordigen. Daarvoor'is een directere benadering in de plaats getreden. De organisaties welke bij de te creëren aanpak moeten worden gemobiliseerd zijn te talrijk om in één adviesstructuur onder te brengen. Het is daarom beter om naar kleine effectieve vormen van overleg te streven geënt op specifieke problemen of doelgroepen. Derhalve wordt voorgesteld om de J.A.R.die al een slapend bestaan leidt, nu ook formeel van de haar opgedragen taken te ontheffen. -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 751