bijl. nr. 123
Het Jeugd- en Jongerencentrum Is in het kader van de nota
Plussen en Minnen betrokken bij de vorming van één instelling
voor sociaal-cultureel werk. Haar werk heeft zich sterk van
karakter gewijzigd. Naast een stedelijke service kwam, de
wijkgerichte werkwijze. Naast de traditionele werkvormen
kwam betrokkenheid bij of uitvoering van nieuwe werkvormen:
jongerenopvang, jeugdwerkloosheidsprojectenIn het kader van
te ontwikkelen projecten zal aan het J.J.C. een bijdrage
worden gevraagd. We denken met name aan de integratie tussen
jeugd- en jongerenbeleid en drughulpverlening, en de voor
stellen met betrekking tot de randgroepjongerenaanpak.
Voorgesteld wordt om te komen tot een kerngroepbestaande
uit een selecte vertegenwoordiging uit het Sociaal-Cultureel
Werk, de zorgsector en justitie met ondersteuning vanuit de
gemeente, die adviseert, initieert tot onderzoek, overleg en
samenwerking. Alhoewel er dan verschillende vormen van over
leg en samenwerking worden gerealiseerd, kan vandaaruit
effectiviteit en overlap worden bewaakt. Daarnaast komt dan
de directe contactlegging met (vertegenwoordigers van)
doelgroepen. Dit twee sporenbeleid treedt in de plaats van
de J.A.R.-advisering.
III Subsidieregelingen
In de Jeugdnota 1968 was sprake van één subsidieregeling met
de hoofdstukken A en B ten behoeve van het Jeugd- en Jongeren
centrum, hoofdstuk C voor jeugd- en jongerengroepen en hoofd
stuk D voor algemene jeugd- en jongerendoeleinden.
Grotendeels zijn zij vervangen door de "tijdelijke subsidie
regeling voor sociaal-cultureel werk en emancipatie-activi
teiten" (1982) die in procedurele zin gelijkheid en uniformi
teit wilde bieden. Nadat enige jaren met deze regeling erva
ring is opgedaan moet worden geconcludeerd dat ze voor de
vrijwilliger te omslachtig is. Eén regeling voor zowel in
stellingen met beroepskrachten als vrijwilligersactiviteiten
is kennelijk een te gecompliceerde zaak. Allerlei voorwaarden
en bepalingen waaraan instellingen moeten voldoen zijn niet