bijl. nr. 125
De huidige problemen.
Zoals gesteld hebben de moeilijkheden volgens de ervaringen
bij de verschillende diensten te maken met de werkbaarheid
van enige bepalingen in de verordening ën met de organisa
torische aanpak. Dit laatste heeft dan met name betrekking op
de specialistische ondersteuning en begeleiding.
Zoals Uw raad weet bevat de huidige inspraakverordening be
palingen betreffende inspraak algemeen ën bepalingen, die
duidelijk de uitvoering en de toepassing van inspraak mar
keren. Die laatste hebben enerzijds betrekking op het zoge
naamde inspraakjaarprogramma en anderzijds op het vaststel
len van werkplannen.
Het knelpunt met het jaarprogramma is, dat de hiervoor voor
geschreven procedure geruime tijd te voren een inzicht vraagt
in nogal wat gedetailleerde gegevens van beleidsvoornemens.
De huidige stand van zaken met de planningsmethodieken bij de
onderscheidene diensten ën de verstoringen van de planningen
in het beleid als gevolg van actuele landelijke, regionale en
stedelijke ontwikkelingen zijn er de oorzaak van dat aan deze
bepalingen in de verordening niet of slechts in zeer geringe
mate kan worden voldaan.
Het komt ons college onjuist voor de Bredase burgers een in
spraakmethodiek voor te houden die in de praktijk niet uit
voerbaar blijkt te zijn. Vandaar dat wij U voorstellen de be
palingen met betrekking tot dit jaarprogramma te laten ver
vallen.
Een strikte toepassing van de bepalingen in de huidige veror
dening betreffende het inspraakwerkplan biedt volgens ver
schillende ambtelijke functies onvoldoende mogelijkheden om
flexibel in te spelen op wisselende actuele situaties en op
verschillen in de geaardheid van de diverse beleidsonderwerpen.
Daarnaast blijkt het voorgeschreven overleg met belanghebben
den over het nog op te stellen inspraakwerkplan in de meeste
gevallen niet goed mogelijk te zijn.
Met deze ervaringen hebben wij bij het opstellen van de nieuwe
verordening rekening gehouden.
Zoals hiervoor beschreven heeft de coördinerende ondersteuning
voor de inspraak in de ambtelijke organisatie tot nu toe een
sterke centrale plaats gekregen.
In die constructie waren er ten opzichte van ons college af
zonderlijke verantwoordelijkheden zichtbaar. Enerzijds waren
de functies zelf verantwoordelijk voor het inhoudelijk toe
passen van inspraak in de hun regarderende procedures, ander
zijds trad de centrale functie vanuit een aparte verantwoorde
lijkheid op met eigen initiatieven en afwijkende voorstellen,
die veelal als extra controle werden ervaren. De onduidelijke
situatie van gescheiden verantwoordelijkheden komt ons onge
wenst voor. Wij hebben dan ook besloten de verantwoordelijkheid
voor de uitvoering van de inspraakverordening louter bij de
hoofden van dienst te leggen, min of meer in de zin van een
facetbeleid. Analoog daarmee ligt de bestuurlijke verantwoorde
lijkheid van elk collegelid afzonderlijk voor het toepassen van
de inspraak in de procedures van ieders portefeuille ook duide
lijker vast.
Daarnaast zal de advisering en begeleiding vanuit de centrale
afdeling voorlichting en inspraak voor wat de organisatorische
aspecten van de inspraak betreft via gedeeltelijke detachering
van de betreffende functionarissen binnen de diensten geschie
den. Daarmee verwachten wij de betrokkenheid bij het werk van
de diensten te vergroten en de relatielijnen met de beleids
ambtenaren in gunstige zin te verkleinen.
-3-