bijl. nr. 127
In deze periode is de stuurgroep erm geslaagd beleidsuit
gangspunten voor het sociaal-cultureel werk en voor de samen
werkingsstructuur te formuleren (bijlage II), waarin ook de
relatie tussen drie betrokken partijen nl. de vrijwilligers
organisaties, de instellingen met beroepskrachten (P.I.) en
de gemeente beschreven zijn.
Nadat de termijnen tot het uiterste verlengd waren slaagde
de stuurgroep er echter niet in om op de laatste vergadering
op 16 januari 1986 tot een eensluidend advies te komen over
de samenwerkingsstructuur.
Evenmin is er een Stedelijk Plan opgesteld.
De vertegenwoordigers van twee instellingen in de stuurgroep
opteerden voor een federatief model terwijl de vertegenwoor
digers van één instelling en de gemeente de voorkeur gaven
aan één instelling.
Ons college heeft vervolgens de besturen van de instellingen
aangeschreven met de vraag of zij kunnen instemmen met zodanige
voorwaarden dat Uw besluiten d.d. 20 december 1984 uitgevoerd
kunnen worden. Indien de instellingen hiermee akkoord gaan
vinden wij het verantwoord om het federatiemodel als groei
model naar één instelling te accepteren (bijlage III).
De antwoorden van de besturen van twee instellingen (bijlage
IV) geven onvoldoende garanties dat de door U gestelde rand
voorwaarden (d.i. 467.000,bezuiniging per 1-1-1987,
inzet van beroepskracht naar de mate van achterstand, prio
riteit voor uitvoerend werk en voldoende stedelijke inzet)
gehaald worden.
Gezien de omvang van het te bezuinigen bedrag en de aard van
de financiële opbouw van de instellingen (nl. overgrote deel
personeelskosten) is te verwachten dat de invulling van de
bezuiniging per 1-1-1987 gepaard zal gaan met vermindering
van het aantal formatieplaatsen.
Door samenwerking op het gebied van huisvesting en overhead-
functies kan getracht worden het aantal gedwongen ontslagen
zoveel mogelijk te beperken en het niveau van de voorziening
te handhaven en mogelijk te verbeteren.