^"<v
B. REAKT1E DP DE BUURTPLANNEN
1suurtplannen
Op de buurt Westeinde/Vestkant na, zijn van alle A-buurten, B-buurten en
twee C-buurten buurtplannen ontvangen. Alleen de buurten Heuvel Zuid-West,
Spoorbuurt en Haagpoort hebben hun plan duidelijk binnen de aangegeven randvoor
waarden opgesteld. In een aantal gevallen zijn van dezelfde buurt meerdere
plannen ontvangen; hetzij een nadere aanvulling (Fellenoord/Schorsmolen,
Geeren-Noord, Haagse Beemden, Zandberg-West), hetzij van verschillende in
de buurt werkzame instanties (Fellenoord, Tuinzigt). Voor de Heuvel is
alleen van de Sjah en de jeugdgroepen een reaktie ontvangen, waarin vermeld
werd dat door gebrek aan samenwerking geen gezamenlijk plan gemaakt kon
worden.
In een aantal plannen worden omschrijvingen van de buurt en de buurtproblematiek
gegeven (Fellenoord 2x, Geeren-Noord, Driesprong, Heuvel Zuid-West, Spoorbuurt,
Wisselaar, Crogtdijk, Haagse Beemden, Haagpoort en Zandberg-West).
Vervolgens zijn er uitspraken gedaan over de inzet van beroepskrachten.
Uit de buurtplannen van Heuvel Zuid-West, Tuinzigt blijkt
niet duidelijk hoeveel uren worden gevraagd, dan wel op welke manier die
moeten worden ingezet.
Sommige buurtplannen volstaan met het bijeenvoegen van de werkplannen van
de huidige werkers om de vraag naar inzet te onderbouwen (TuinzigtWisselaar,
Haagse Beemden). De plannen van Geeren-Noord, Driesprong, Heuvel Zuid-West,
Spoorbuurt, Crogtdijk en met name Haagpoort vertonen meer samenhang.
In geen enkel plan is aangegeven of en op welke wijze de buurtbewoners
betrokken zijn bij de opstelling van het plan.
Gekonkludeerd kan worden - in sommige buurten/wijken is dit tijdens
besprekingen ook naar voren gebracht - dat de opstelling van een buurtplan
door de buurten zelf een zeer moeilijke en soms onmogelijke opdracht is.
Cr moeten besluiten genomen worden over beroepskrachten waarmee men een
werkrelatie heeft opgebouwd.
In buurten waar niet alle werksoorten werkzaam zijn, springen de huidig
ingezette beroepskrachten zelf bij als er incidentele behoefte aan een
andere aanpak is. Zo zijn er kultureel werkers die ook opbouwachtige taken
verrichten en vice versa.
Het onderscheid tussen werksoorten is dan ook voor gebruikers ervan niet
altijd even duidelijk, zodat het bepalen van de behoefte, die overigens
ook wisselend kan zijn in de tijd, erg moeilijk wordt.
Daarnaast is er het probleem dat niet alle buurtbewoners zich in gelijke
mate betrokken voelen bij het aociaal-kultureel werk en veel van de
aktieve bewoners meer geïnteresseerd zijn in de aktiviteiten zelf dan in
het opstellen van plannen.
Het is dan ook erg moeilijk om een buurtplan te produceren dat door alle
bewoners gedragen wordt.
Bij een verdere uitwerking van de inzet moeten bovenbuurtje en bovenwijkse
kaders werkzaam zijn. Het name is te denken aan de samenwerkende instellingen.
Dit sluit overigens niet uit dat stapsgewijs overleg met buurt/wijkbewoners
plaatsvindt.
In het gemeentelijk voorstel is dan ook nog geen uitwerking naar werksoort
gegeven. Wel is er onderscheid gemaakt naar voorwaardescheppende/organisa-
torische werkzaamheden en uitvoerend werk met aktiviteitengroepen.
In bijlage 1 is een schematische weergave gegeven van de buurtplannen t.o.v.
de huidiqe inzet, de atreefinzet en het voorliggende voorstel van inzet.
A
- 3 -
11. GCMCCNTCL1JKC KR1TCR1A VOOR HCT TOCTSCN VAN BUURT PLANNCN
1. Algemeen
Draagvlak; Bij de toetsing van een buurtplan moet worden gekeken naar het
draagulak van het plan. M.e.w. of de buurtbewoners, de deelnemers aan
de aktiviteiten c.q. de aktiviteitengroepen, betrokken zijn geweest
bij het opstellen van het plan.
Onderbouwing; Er moet worden gekeken of er argumenten worden aangedragen
om voor een bepaalde inzet te kiezen.
Met andere woorden of de keuze voor de inzet past bij de opgesomde
behoeften en problemen.
2. Basisinzet in A- en B-buurten
In alle werksoorten (klub- en buurthuiswerk, jeugd- en jongerenwerk
en opbouwwerk) is onderscheid te maken in direkt uitvoerend werk met
aktiviteitengroepen en voorbereidend, voorwaardescheppend werk, zoals
de koördinatie en organisatie binnen het buurthuis, het werven en
begeleiden van vrijwilligers, kontakten met de overheid en deskundigen,
informatie-inwinning e.d.
Uit de buurtplannen en subsidie-aanvragen van groepen en instellingen
blijkt dat een aantal aktiviteiten in de meeste buurtakkommodaties
georganiseerd worden.
Deze aktiviteiten zijn te beschouwen als een basispakket waarin in het
algemeen behoefte aan bestaat. Het zijn de aktiviteiten voor kinderen,
jeugd en jongeren, vooral in de rekreatieve en vormende sTeer,
ontmoetingsaktiviteiten voor volwassenen, vormingsaktiviteiten voor
vrouwen en bejaardenaktiviteiten. Het peuterwerk is hierbij buiten
beschouwing gebleven.
Afhankelijk van de in de buurten bestaande problemen is er behoefte
aan specifieke aktiviteiten bv. voor werkloze jongeren, voor bewoners
die te maken hebben met stadsvernieuwing, renovatie, verwarmingsproblemen,
edukatieve aktiviteiten voor bewoners met onderwijsachterstand e.d.
Binnen de 32 uur die in het algemeen voor B-buurten beschikbaar is,
is het ons inziens niet mogelijk direkt uitvoerend werk voor zowel de
basisaktiviteiten als andere aktiviteiten te doen.
In het algemeen zal in de B-buurten gekozen moeten worden voor de
voorwaardescheppende inzet. Dat wil zeggen: werven en begeleiden van
vrijwilligers, werven en begeleiden van het bestuur van de buurtakkommodatie
en/of de buurtorganisatie «n specifieke buurtproblematiek, zoals rondom wonen e
Dit zijn werkzaamheden die"terug te vinden zijn in de werkplannen van zowel
klub- en buurthuiswerkers, opbouwwerkers en wijkwerkers/jeugd- en jongerenwerke
Welke werksoort ook Ingezet wordt voor deze "algemene" 32-uurs posten,
er zal toch vaak omschakeling plaats moeten vinden in de manier van
werken.
In de A-buurten moet er naast een voorwaardescheppende inzet ook direkt
uitvoerend werk met aktiviteitengroepen kunnen plaatsvinden, omdat hier
vaak kader ontbreekt, die dit werk kan overnemen.
Hierbij kan zowel worden gedacht aan buurthuisaktiviteiten van
vormende en rekreatieve aard als aan buurtaktiviteiten ten behoeve van
de leefbaarheid van de buurt.