aan de raad der gemeente Breda OW/8605209 9 april 1986 Bijlage nr. 137 Voorstel van burgemeester en wethouders tot verkoop van het Turfschip aan Van der Valk In het kader van de HUG-besluitvorming in juni 1982 is de wenselijkheid geuit een onderzoek in te stellen naar het mogelijk afstoten van het Turfschip. In het kader van het onderzoek is in 1983 een taxatie verricht naar de waarde van het object door Zadelhoff Makelaars en Co. C.V. te Eindhoven. De waarde bij vrije oplevering werd getaxeerd op 3.070.000, en in verhuurde staat op 1.920.000,De huurtermijn loopt tot april 1988, waarna de huurder nog huurbescherming geniet. Vervolgens zijn de vóór- en nadelen van het in eigendom houden van het Turfschip tegen elkaar afgewogen. Deze afweging heeft er in 1984 toe geleid, dat wij ons uitgesproken hebben voor verkoop van het Turfschip, mits de jaarlijkse kosten ten laste van de gemeente zouden dalen. Bovendien zijn wij steeds meer tot de conclusie gekomen, dat er voor de gemeente geen noodzaak aanwezig is een dergelijk gebouw in eigendom te hebben. In het kader van ons privatiseringsbeleid achten wij het afstoten van dit gebouw zonder meer verantwoord. Naast financiële zaken spelen echter ook juridische, bouwkundige en func tionele aspecten een rol. Het Turfschip kost de gemeente jaarlijks 660.000,Uit berekeningen (in 1983) is gebleken, dat bij verkoop tegen een bedrag van meer dan 2 miljoen deze jaarlijkse last verlaagd kan worden. De ontvangen huur dekt maar 12% van de rente en aflossingsbedragen en eigendomslasten van het Turfschip. Bovendien zullen in de komende jaren aanmerkelijke bedragen aan onderhoud van het gebouw moeten worden uitgegeven. Bij het voeren van de verkooponderhandelingen hebben wij gebruik gemaakt van de bemiddeling van Zadelhoff. Na het afhaken van enige kandidaat-kopers is thans overeenstemming bereikt met het Van der Valk concern. Overeengekomen is een koopprijs van 2.680.000,— k.k. De overeengekomen prijs achten wij redelijk. Daar er weinig potentiële gegadigden voor een dergelijk gebouw in de markt zijn, en verkoop in verhuurde staat niet aantrekkelijk is voor een koper, is een hogere opbrengst naar redelijkheid niet te verwachten. Voor wat betreft de financiële consequenties verwijzen wij u naar de ter visie liggende notitie van de afdeling financiën, waarin eveneens verwoord dat ons college uw raad een voorstel met betrekking tot de inzet van gelden zal voorleggen bij de behandeling van de begroting 1987.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 840