Bij bijlage nr. 63^4 Het percentage van 50 wordt vermeerderd met 10 voor elk van de voor wezenpensioen in aanmerking komende kinderen, voor zover deze als gezinslid worden aangemerkt, tot een maximum van 20; 2. wiens pensioen is vastgesteld na 31 december 1985, 50$ van het ambtelijk inkomen, als bedoeld in artikel C 1 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet in de betrekking, die de overleden deelnemer bekleedde c.q. waaruit deze voordien met recht op pensioen is ont slagen. Het percentage van 50 wordt vermeerderd met 10 voor elk van de voor wezenpensioen in aanmerking komende kinderen, voor zover deze als gezinslid worden aangemerkt, tot een maximum van 20; voor de wezenpensioen genietende deelnemer: 1. wiens pensioen voor 1 januari 1986 is vastgesteld, 20$ van het bedrag dat wordt verkregen door her leiding van de voor de berekening van het pensioen per 31 december 1985 geldende aangepaste middel- som(men) van berekeningsgrondslagen bij een volledige betrekking, verminderd met de vakantietoeslag, naar het naast gelegen hogere salarisbedrag in de inpas singstabel 1 januari 1984*, vervolgens aangepast met de wijzigingen sindsdien in de bezoldiging van het rijkspersoneel, welke een algemeen karakter dragen, en vermeerderd met de vakantietoeslag, met dien verstande dat indien meer dan drie kinderen deelnemer worden tengevolge van het overlijden van de ouder, waardoor zij wees werden, voor hen gezamenlijk het genoemde percentage wordt beperkt tot 70; 2. wiens pensioen is vastgesteld na 31 december 1985, 20$ van het ambtelijk inkomen, als bedoeld in artikel C 1 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet in de betrekking, die de overleden ouder bekleedde c.q. waaruit deze voordien met recht op pensioen is ont slagen, met dien verstande dat, indien meer dan drie kinderen deelnemer worden tengevolge van het over lijden van de ouder, waardoor zij wees werden, voor hen gezamenlijk het genoemde percentage wordt beperkt tot 70; voor degene, bedoeld in artikel 4, lid 2, onder e., het bedrag gelijk aan het ambtelijk inkomen, als bedoeld in artikel C 1 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet, in de betrekking op grond waarvan hij voor de uittreding dan wel opheffing deelnemer was; voor degene, bedoeld in artikel 4, lid 2, onder f., het bedrag waarnaar het wachtgeld werd berekend, laatstelijk voordat het genot van wachtgeld eindigde, jaarlijks ge wijzigd overeenkomstig in de loop van het jaar aange brachte wijzigingen in de bezoldiging van de deelnemers welke een algemeen karakter dragen;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 1024