Bijlage nr.654
- 2 -
Dit artikel stelt namelijk onder meer, dat:
een bouwwerk zich niet mag bevinden in een toestand die gevaar oplevert
voor de veiligheid of nadeel voor de gezondheid dan wel schade of hinder
voor de gebruikers of anderen of voor wat tot bewoning bestemde gebouwen
betreft, nadeel voor de bruikbaarheid van het gebouw ten gevolge van:
- onvoldoende onderhoud;
- onvoldoende hechtheid;
vochtigheid.
In het beroepschrift stelt appellant dat hij bezwaar indient tegen de
bewoonster van het pand. Hiermee wordt naar alle waarschijnlijkheid gedoeld
op afspraken of overeenkomsten tussen hem en huurster van privaatrechte
lijke aard.
De gemeente is echter niet bevoegd zich in dergelijke afspraken of overeen
komsten te mengen.
Volgens de Woningwet wordt de eigenaar van de woning aangeschreven voor het
onderhoud en het treffen van voorzieningen, ondanks onderlinge afspraken.
Deze aanschrijving is gebaseerd op gegronde klachten, ter plaatse geconsta
teerde gebreken en wettelijke bepalingen, die nageleefd moeten worden.
Wij komen tot de conclusie dat de aanschrijving van 24 april 1987 terecht
is gedaan.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 390, derde lid van de bouwverordening
is de heer Verheijen in de vergadering van de commissie volkshuisvesting en
stadsvernieuwing in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het verslag*
van de hoorzitting ligt ter visie.
Wij stellen u voor overeenkomstig bijgevoegd concept te besluiten tot
ongegrondverklaring van het beroep tegen de aanschrijving.
De commissie volkshuisvesting en stadsvernieuwing kan zich met dit voorstel
verenigen.
Burgemeester en wethouders van Breda
F.M. Feij
burgemeester
H.S. van Asperen
secretaris
ligt ter visie