- 6 - Bij bijlage nr. 704 Het bepaalde in het tweede lid, onderdelen b, c en d, is niet van toepassing op de belang hebbende die de leeftijd van 57,5 jaar heeft bereikt Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid kunnen burgemeester en wethouders nadere regelen stellen. Artikel 8 De uitkering bedraagt 10% van de bezoldiging, met dien verstande, dat het bedrag van de uitkering van de gehuwde, niet duurzaam gescheiden levende, belanghebbende niet daalt beneden het maandbedrag van het minimumloon, dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Stb. 1968, 657) geldt voor werknemers van hetzelfde leeftijd als de belanghebbende, vermeerderd met de daarover berekende vakantiebij slag. De ingevolge het eerste lid berekende uitkering bedraagt ten hoogste het bedrag van de bezoldiging. Artikel 9 1. Op de uitkering worden geheel in mindering gebracht loon dat de belanghebbende geniet zonder hiervoor te werken, alsmede inkomsten wegens loonderving of verband houdende met de beëindiging van een dienstbetrekking, voor zover deze inkomsten betrekking hebben op de periode, waarover hij recht heeft op uit kering ingevolge deze verordening. 2. Op de uitkering worden voor een gedeelte, gelijk aan het percentage van de bezoldiging waarnaar de uitkering is berekend, in minde ring gebracht de inkomsten uit arbeid of bedrijf, door de belanghebbende verricht in de periode, waarover hij recht heeft op uitkering ingevolge deze verordening. 3. De in het eerste en tweede lid genoemde inkomsten worden op de uitkering niet in mindering gebracht, voor zover zij door de belanghebbende reeds vóór het tijdstip waarop het ontslag werd aangezegd of aangevraagd, werden genoten naast de inkomsten uit de betrekking waaruit hij is ontslagen. 4. 5. Bedrag en 1. duur van de uitkering

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 1363