Behoort bij besluit van de raad van Breda d.d. 29 oktober 1987. De seerJ Breda 4. In geval van een vacature, ontstaan door een onder lid 2 bedoelde omstandigheid, wordt, na een hiertoe opgenomen besluit van de commissie, de vacature vervuld door diegene die volgens de uitslag van de laatstgehouden verkiezingen het eerst in aanmerking komt en nog geen lid van de commissie is. Artikel 11. 1. Burgemeester en wethouders kunnen tussentijds verkiezin gen doen houden: a. op verzoek van de commissie; b. bij gelijktijdig aftreden van alle leden van de commissie voor de dag bedoeld in artikel 10 eerste c. ingeval het aantal leden van de commissie kleiner is dan de helft van het aantal van de commissie op grond van artikel 3 toekomende zetels, en tussentijdse ver vulling van vacatures zonder nieuwe verkiezing niet mogelijk is; d. indien het tijdstip waarop de commissie is of wordt ingesteld dit wenselijk maakt. 2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, bepalen Burgemeester en wethouders de zittingsduur, waarvoor de verkiezing wordt gehouden met dien verstande dat deze periode niet korter dan twee jaar en niet langer dan zes jaar zal zijn. Artikel 12. 1Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de commissie of, met instemming van de commissie, op verzoek van het hoofd van dienst een lid van de commissie voor een door hen te bepalen periode uitsluiten van deelname aan de werkzaamheden van de commissie. 2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan slechts worden gedaan: a. door de commissie, omdat betrokkene de werkzaamheden van de commissie ernstig belemmert; b. door het hoofd van de tak van dienst, met instemming van de commissie, omdat betrokkene het overleg van de commissie met hem ernstig belemmert. 3. Voordat het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gedaan, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld zijn oordeel daarover kenbaar te maken. Dit oordeel wordt bij het verzoek gevoegd. 4. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat betrokkene zich, in afwachting van de beslissing bedoeld in het eerste lid, van deelname aan alle of bepaalde werkzaam heden van de commissie moet onthouden. 5. Burgemeester en wethouders nemen de beslissing bedoeld in het eerste lid niet eerder dan nadat betrokkene - indien hij dat wenst in bijzijn van een raadsman - in de gelegenheid is gesteld zich mondeling of schriftelijk te verantwoorden Artikel G 3, tweede en derde lid, van het Algemeen ambte narenreglement is hierbij van overeenkomstige toepassing. 4 lid;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 1401