Bijlage nr. 484 - 3 - In de tweede helft van de zestiger jaren is - na de invoering van de Wet op de ruimtelijke ordening - op initiatief van het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting een modelverordening voor de behandeling van aanvragen tot vergoeding van planschade opgesteld. Uw raad heeft in aansluiting daarop op 11 mei 1966 de "procedureverordening planschadevergoeding" vastgesteld. De bevoegdheid daartoe is ontleend aan het bepaalde in artikel 72 van de Wet op de ruimtelijke ordening: de gemeenteraad kan verordeningen maken voorzover deze niet in strijd zijn met de Wet op de ruimtelijke ordening. Deze procedureverordening kent de volgende hoofdelementen: a. verzoeken om schadevergoeding moeten worden gericht aan de gemeente raad en worden niet eerder in behandeling genomen dan nadat een bedrag van 50,is gestort; b. vervolgens beslist de gemeenteraad over de ontvankelijkheid van een verzoek (voldoet het verzoek aan de formele vereisten); c. de gemeenteraad wijst daarna een schadebeoordelingscommissie aan, die over het verzoek moet adviseren; d. de commissie brengt schriftelijk rapport uit aan de gemeenteraad; e. tot slot beslist de gemeenteraad over het verzoek. Met betrekking tot de voorliggende verzoeken zijn de fases a. t/m d. afgerond. Thans is aan de orde de beslissing van uw raad over de verzoek schriften. Tegen het besluit van uw raad kan beroep worden ingesteld bij de Kroon. 4. De ontvankelijkheid van de verzoekschriften De beoordeling van de ontvankelijkheid van de verzoekschriften op grond van de "procedureverordening planschadevergoeding", heeft voor wat betreft de voorliggende verzoekschriften plaatsgevonden op 24 mei 1984, 6 september 1984, 20 december 1984, 28 januari 1985, 17 april 1985 en -12 december 1985. Een aspect in het bepaalde in artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening is daarbij buiten beschouwing gebleven, maar is thans van belang bij de beantwoording van de vraag, of reclamanten in hun verzoeken om schadevergoeding kunnen worden ontvangen. Dit betreft de voorwaarde dat de schade het gevolg dient te zijn van "de bepalingen van een bestemmingsplan". Aanvankelijk werd dit door de Kroon zó uitgelegd, dat een beslissing over een verzoek om schadevergoeding pas kan worden genomen, nadat het bestem mingsplan onherroepelijk is geworden. Sedert 1978 heeft de Kroon via een extensieve interpretatie van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening ook de zogenaamde anticipatieschade onder de werking van dat artikel gebracht, dat wil zeggen onder het begrip "de bepalingen van een bestemmingsplan" worden mede begrepen "de bepalingen, zoals deze na een rechtsgeldig en voor een ieder verbindend besluit krachtens artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening voor het betreffende deel van het plangebied in afwijking van het bestemmingsplan, gewijzigd zijn toegepast". Of in andere bewoordingen: tot 1978 kon een beslissing door de gemeenteraad over een verzoek om schadevergoeding pas worden genomen als er (definitief) over het betreffende bestemmingsplan is beslist door Gedeputeerde Staten of - als er bij die instantie beroep wordt ingesteld - door de Kroon.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 166