Bij bijlage 73^c
Indien in bedoeld verbrulksjaar niet gedurende
een vol verbrulksjaar water is afgenomen,
wordt voor de heffing van het rioolrecht A de
werkelijk afgenomen hoeveelheid vermenigvul
digd met een breuk, waarvan de teller twaalf
bedraagt en de noemer gelijk is aan het aantal
maanden of gedeelten daarvan, waarin het water
is afgenomen.
Indien in het bedoelde verbrulksjaar het
watergebruik niet wordt gemeten of door de
gebruiker van een gebouw geen water is afge
nomen, wordt het aantal m3waarover het riool
recht A wordt berekend door of vanwege burge
meester en wethouders vastgesteld.
Het rioolrecht B wordt geheven naar de hoeveel
held water die is geloosd.
Voor de vaststelling van de hoeveelheid ge
loosd water wordt als maatstaf aangehouden de
van een waterleidingbedrijf in het laatst
aangevangen verbrulksjaar, voorafgaande aan
het belastingjaar, ingekochte hoeveelheid
water.
Indien in het bedoelde verbrulksjaar niet of
niet uitsluitend van een waterleidingbedrijf
water is ingekocht, wordt de waterhoeveelheid
door of vanwege burgemeester en wethouders
vastgesteld of verhoogd met de vastgestelde
hoeveelheid water, die op andere wijze is ver
kregen.
Indien aannemelijk is, dat de hoeveelheid ge
loosd water ten minste 3.000 m3 of ten minste
20$ lager is dan de som der hoeveelheden inge
kocht en/of op andere wijze verkregen water,
wordt laatstgenoemde som verminderd met de
hoeveelheid van het verschil, doch tot niet
minder dan 1.000 m3.
Op verzoek en voor rekening van belasting
plichtige wordt de hoeveelheid geloosd water
gemeten middels (een) door of vanwege de ge
meente te plaatsen meter(s), in welk geval het
rioolrecht B wordt geheven naar de aldus
gemeten hoeveelheid.
Indien in bedoeld verbrulksjaar niet gedurende
een vol verbrulksjaar water is afgenomen,
wordt voor de heffing van het rioolrecht B de
werkelijk afgenomen hoeveelheid vermenigvul
digd met een breuk, waarvan de teller twaalf
bedraagt en de noemer gelijk is aan het aantal
maanden of gedeelten daarvan, waarin het water
is afgenomen.