Bijlage nr. 484 Ad 4. Verzoeker stelt dat: - hij namens de eigenaresse van de panden Julianalaan 111, Jacob Catssingel nr. 1, 3 en 5 een verzoek tot schadevergoeding indient (ter grootte van 180.000, - het woongenot van de bewoners van genoemde panden sterk is verminderd, hetgeen zich uit in een verminderde of geen vraag naar een in deze omgeving liggende woning; - de eigenaresse zich onevenredig hard in haar belangen/vermogenspositie getroffen voelt. Advies schadebeoordelingscommissie De respectieve eigenaren hebben het betrokken onroerend goed onder algemene titel verkregen uit de nalatenschap van de heer A. van Boxel sr. door toescheiding bij akte van 5 september 1983. Hierdoor konden verzoekers weten van het toendertijd door de raad vastge stelde bestemmingsplan dat de inrichting van een woonwagencentrum mogelijk zou maken. De commissie is van oordeel, dat artikel 49 W.R.O. in casu toepassing mist. De commissie is van oordeel, dat de omstandigheid van het vruchtgenot en het verhuurd zijn van het onderhavige onroerend goed geen verdere behande ling behoeven. De commissie adviseert het verzoek van belanghebbende af te wijzen. Ad 5. Verzoekster stelt dat: - de waarde en het woongenot van de woning door de realisering van het woonwagencentrum en het campingleven zeer ernstig is aangetast; er inmiddels panden voor aanzienlijk minder dan de taxatiewaarde zijn verkocht; zij haar woning niet meer zal kunnen verkopen tegen een normale aanvaardbare prijs en daardoor zeer gedupeerd is; - dat de grond voor een belachelijk lage prijs t.w. 20.400,aan het woonwagenschap werd overgedragen zogenaamd voor sociale woningbouw. Advies schadebeoordelingscommissie Het onroerend goed van belanghebbende is op aanvaardbare wijze gescheiden gelegen van het woonwagencentrum. De afstand bedraagt 22 m en wordt daardoor gescheiden door de siertuin van 4 m breed, de Jacob Catssingel en een door de gemeente aangelegde, ook voorheen aanwezige, smalle groen strook. Bij vergelijking van de huidige waarde van het onroerend goed van belanghebbende met gerealiseerde verkoopprijzen van woningen in de directe omgeving daarvan is niet gebleken van een zodanige waardedrukkende werking dat gesproken kan worden van een excessieve schade, die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van belanghebbende behoort te blijven. Ten aanzien van de door belanghebbende gelaakte grondtransacties door de gemeente merkt de commissie op, dat een oordeel daaromtrent buiten het kader van artikel 49 W.R.O. valt. De commissie adviseert het verzoek van belanghebbende af te wijzen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 169