Bijlage nr. 484 - 11 - Wat de door enkele verzoekers in hun verzoekschrift genoemde aantasting van het woongenot betreft wordt door de commissie verwezen naar het K.B. van 26 november 1976 nr. 24, inzake Smeets/gemeente Beek (L)waarin de Kroon overweegt dat immateriële schade ten gevolge van de aantasting van het woongenot over het algemeen niet kan worden aangemerkt als schade, welke redelijkerwijze niet, of niet geheel, ten laste van betrokkene behoort te blijven. De commissie is in casu niet gebleken van bijzondere omstandig heden, welke in dit geval afwijking van het uitgangspunt in bovengenoemde Kroonbeslissing zouden rechtvaardigen. Met betrekking tot het in het verzoekschrift van Ingredior B.V. gestelde betreffende de sedert 1981 opgetreden stagnatie van de verkoop van bouw- kavels wijzen wij op de ontwikkelingen op de onroerend goedmarkt welke sedert 1981 tot medio 1983 een dalende lijn laten zien. Tevens werden tot eind 1983 de bouwpercelen verkocht met de verplichting de te stichten woning door de Fa. P. Mol te doen bouwen, welke verplichting gegadigde kopers voor de betrokken bouwkavels wellicht heeft afgeschrikt. Vanaf eind 1983 is deze verplichting niet meer opgenomen en is de verkoop gezien de tijdsomstandigheden redelijk vlot verlopen en achten wij de gerealiseerde verkoopprijzen van de bouwkavels alleszins redelijk. Tevens behoort een en ander tot het normale ondernemersrisico en is voor de beoordeling van de schadeclaim niet relevant. Ons college kan met de adviezen van de commissie instemmen. Daaraan kan toegevoegd worden, dat de Kroon tot heden geen schadevergoedingen naar aanleiding van de realisering van woonwagenstandplaatsen heeft toegekend, met uitzondering van het hiervoor genoemde geval in de gemeente Doetinchem. In zijn eerder genoemde brief van 29 juli 1981 wijst de minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening op de specifieke situatie van het geval: er was geen sprake van een woonwagencentrum van lokale betekenis, maar van een regionaal centrum, dat een relatief groot aantal plaatsen omvatte (59). Bij de toekenning in de gemeente Klundert speelden bijzondere omstandigheden (het betrof een locatie met daarbij een sloopterrein) Samenvattend stellen wij u op grond van het vorenstaande voor deze 13 verzoeken om vergoeding van planschade af te wijzen. Ingevolge het bepaalde in artikel 3 van de procedureverordening planschadevergoeding is door verzoekers een bedrag ad 50,per verzoek gestort. Lid 3 van dat artikel biedt de mogelijkheid om bij niet ontvankelijkheids verklaring of bij afwijzing van het verzoek teruggave van dat bedrag te laten plaatsvinden. Wij stellen u voor hiertoe over te gaan. Met betrekking tot de hierna vermelde verzoeken werd door de schadebeoordelingscommissie advies uitgebracht en voorgesteld een schadebedrag toe te kennen. 1. de heer en mevrouw Mosheuvel, Jacob Catssingel 15 te Breda; 2. de heer en mevrouw Van Dael, Papegaaienlaan 8 te Wassenaar; 3. de heer en mevrouw WanrooijJacob Catssingel 17 te Breda; 4. de heer D. Juch, Ruitersboslaan 47 te Breda; 5. de heer A. Smulders, Montenslaan 1 te Breda; 6. de heer en mevrouw Heere, Beethovenlaan 3 te Breda; 7. mevrouw H. Jongstra-van Overveld, Ruitersboslaan 76 te Breda; 8. de heer C. Talboom, Montenslaan 3 te Breda; 9. de heer H. van Heeswijk, Mendelssohnlaan 2 te Breda; 10. de heer G. Rijnders, Ruitersboslaan 45 te Breda; 11. de heer P. Kuijpens, Beethovenlaan 4 te Breda.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 174