Bijlage nr. 484 - 20 - Ook aaneengesloten bebouwing, een sporthal of iets van dien aard, zou derhalve op grond van het vigerende plan mogelijk geweest zijn. Het oppervlak van de thans gerealiseerde bebouwing staat in geen enkele verhouding tot het oppervlak van een mogelijke bebouwing ten behoeve van sportdoeleinden. Het uitzicht van de woningen en de aantasting van het groene gebied zouden door bebouwing ten behoeve van sportdoeleinden, evenzeer - zo niet meer - worden aangetast dan door thans gerealiseerde kleinschalige woonbebouwing. Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat noch door de aanleg van het woonwagencentrum aan de Jacob Catssingel noch door de aanleg van het woonwagencentrum aan de Ruitersboslaan zodanige schade is veroorzaakt dat deze redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van verzoekers zou behoren te blijven. Mocht al sprake zijn van enige waardedrukkende werking dan dient deze gezien te worden als behorende tot het normale risico dat eigendom van onroerend goed met zich brengt. Bovendien wijzen wij op een brief van de staatssecretaris van volkshuis vesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer van 15 december 1986. Door ons college gevraagd naar de mogelijke vergoeding van de planschade van rijkswege deelt de staatssecretaris ons het volgende mee. Van een vergoeding van rijkswege kan geen sprake zijn. Een dergelijke vergoeding (voor 95%) geschiedt alleen als de Kroon in beroep tegen een afwijzing door uw raad de planschade toekent. Gelet op de in dit raadsvoorstel vermelde jurisprudentie en gehanteerde argumenten wordt hier niet vanuit gegaan. Wij stellen u derhalve voor alle bovengenoemde verzoeken om schadever goeding op grond van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening af te wijzen. Ingevolge het bepaalde in artikel 3 van de procedureverordening planschade vergoeding is door de verzoekers een bedrag van 50,per verzoek gestort. Lid 3 van dit artikel biedt de mogelijkheid om bij niet ontvankelijkver- klaring of bij afwijzing van het verzoek teruggave van dit bedrag mogelijk te maken. Wij stellen u voor hiertoe over te gaan. De commissie ruimtelijke ordening en grondbedrijf kan zich met dit voorstel verenigen. Burgemeester en wethouders van Breda, F.M. Feij burgemeester H.S. van Asperen secretaris

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 183