gemeente Breda
L J
Bij bijlage nr. 458
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 94, tweede en derde lid, van de Wet geluid
hinder;
besluit
I. voor nu en alsdan te verklaren, dat geen maatregelen nodig
zijn om een hogere gevelbelasting dan hierna is aangegeven
te voorkomen, mits uit een akoestisch rapport betreffende
het onderzoek, als bedoeld in artikel 94, eerste lid, van de
Wet geluidhinder blijkt, dat de hierna genoemde waarden als
ten hoogste toelaatbare waarden voor de geluidbelasting van
de gevels van de betrokken gebouwen vanwege de weg, in acht
worden genomen;
Categorie gebouwen grenswaarde
(nieuw) ontworpen woningen 50 dB(A)
categorie a-gebouwen zoals bedoeld in artikel 1 50 dB(A)
categorie b-gebouwen van het saneringsbesluit 50 dB(A)
categorie c-gebouwen geluidhinder wegverkeer 65 dB(A)
II. voor nu en alsdan vast te stellen de maatregelen, die nodig
zijn om te voorkomen dat de waarde van de gevelbelasting
van woningen onderscheidenlijk andere geluidgevoelige ge
bouwen als bedoeld onder I. overschrijdt, zoals die maat
regelen in het desbetreffende akoestisch rapport, bedoeld
in artikel 9eerste lid, van de Wet geluidhinder zijn
weergegeven;
III. voor nu en alsdan te verklaren dat overschrijding van een
waarde van de gevelbelasting voor woningen onderscheiden
lijk andere geluidgevoelige gebouwen als bedoeld onder I.
niet door het treffen van maatregelen kan worden
voorkomen, indien zulks uit het akoestisch rapport
betreffende het onderzoek als bedoeld in artikel 94,
eerste lid, van de Wet geluidhinder blijkt en voorts
overigens wordt voldaan aan het gestelde in de algemene
verklaring van geen bezwaar ingevolge de artikelen 92 en
97 en 104 van de Wet geluidhinder, afgegeven door
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
IV. overigens te bepalen dat:
a. dit besluit slechts geldig is voor zover de inspecteur
van de volksgezondheid, belast met het toezicht op de
hygiëne van het milieu, instemt met de hiervoor sub I.,
II. en III. bedoelde rapporten dan wel geen gebruik
heeft gemaakt van de aan hem krachtens artikel 93, 5e
lid geboden adviesgelegenheid;