aan de raad der
gemeente Breda
Wlz/8704175
Bijlage nr. 555
Voorstel van burgemeester en wet
houders het bezwaarschrift van
het I.M.W. inzake aanwending van
de zogenaamde "herbezettingsgel-
den" ongegrond te verklaren.
De afgelopen jaren, vanaf 1983, zijn successievelijk de diverse
rijksbijdragen in het kader van de rijksbijdrageregelingen so
ciaal-cultureel werk, kinderopvang, maatschappelijke dienstver
lening, gecoördineerd ouderenwerk etc. jaarlijks adhoc verhoogd
met zogenaamde "herbezettingsgelden"
Op deze wijze kwam in 1985 structureel een totaalbedrag van
f 45.263,ter beschikking, als optelsom van alle herbezet-
tingsbedragen. Onderdeel van dit totaalbedrag was het herbezet-
tingsbedrag van f 11.667,-- in het kader van de rijksbijdrage
regeling maatschappelijke dienstverlening (verder te noemen
RBR/MD
Op 28 november 1984 heeft ons college besloten dit, door samen
voeging van alle herbezettingsbedragen verkregen, totaal van
f 45.2b3,-- aan te wenden voor herbezetting in de sociaal-cul
turele sector. Kort samengevat waren de belangrijkste overwe
gingen
- de afzonderlijke bedragen (variërend van f 3-640,tot
f 18.863,--) zijn te klein om voor werkgelegenheid in te
vullen;
- de druk op de sociaal-culturele sector is het hoogst en de
werkgelegenheid in die sector is het meest bedreigd.
Bij de vaststelling van het voorstel ter zake van "Plussen en
Minnen" (d.d. 20—12—19&4, no. 8416644) heeft Uw raad daarbij de
herbezettingsgelden betrokken. Omdat het besluit van 28
november 194 van ons college ook de herbezettingsgelden ad
f 11.677,uit de RBR/MD omvatten heeft het Instituut voor
Maatschappelijk Welzijn (verder te noemen: het I.M.W.)
daartegen beroep aangetekend op grond van de tijdelijke
subsidieverordening maatschappelijke dienstverlening. Na de in
zo'n procedure gebruikelijke hoorzitting, heeft Uw raad op 17
april 1985 het beroep van het I.M.W. ongegrond verklaard.
(Alle stukken ter zake liggen ter visie).