Bijlage nr. 55b Het I.M.W. is vervolgens op 21 mei 1985 op grond van de wet Arob in beroep gegaan tegen dit raadsbesluit bij de afdeling Rechtspraak van de Raad van State, waartegen door ons college namens Uw raad op 18 juli 1905 een verweerschrift is ingediend (ook al deze stukken liggen ter visie). Op 23 oktober 1986 is het geschil behandeld en op 17 februari 197 is uitspraak gedaan. De Raad van State neeft geen inhoudelijk oordeel geveld, maar geconcludeerd dat over aanwending van rijksbijdragen de gemeen teraad in eerste instantie dient te beslissen en dat derhalve het eerder genomen collegebesluit van 28 november 1984 geen voor beroep vatbare beschikking is. De Raad van State heeft het besluit van Uw raad van 17 april 1985 (besluit tot ongegrondverklaringaangemerkt als een besluit in eerste aanleg; dat wil zeggen dat dit raadsbesluit het eerste formele besluit is waartegen het I.M.W. kan procederen. De subsidieverordening opent daartoe niet de moge lijkheid. Het bij de afdeling Rechtspraak ingediende beroepschrift moet nu derhalve door Uw raad een Arob-bezwaar- schrift worden behandeld, ten einde U in de gelegenheid te stellen om Uw besluit van 17 april 1985 in heroverweging te nemen. Pas daarna is voor het I.M.W. eventueel de weg weer open naar de Raad van State. Omdat naar ons oordeel aan het uitgebreide overzicht van de ter visie liggende proces-stukken geen nieuwe overwegingen zijn toe te voegen, volstaat ons college voor wat betreft de onderlig gende beleidsoverwegingen te verwijzen naar deze stukken. Om diezelfde reden stellen wij Uw raad voor het eerder ingenomen standpunt te handhaven en het bezwaarschrift van net I.M.W. ongegrond te verklaren. De commissie sociale zaken, maatschappelijke dienstverlening en samenlevingsopbouw kan zich met dit voorstel verenigen. Burgemeester en wethouders van Breda, F.M. Feij burgemeester, H.S. van Asperen secretaris. - 2 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 617