aan de raad der
gemeente Breda
Bijlage nr. 382
Mil/8618091! Voorstel van burgemeester en
wethouders tot het nemen van een
aantal besluiten betrekking
hebbend op het geconditioneerd
composteren van plantsoenafval.
Inleiding
Bij de werkzaamheden van de sector natuur en landschap komt
jaarlijks ongeveer 6.500 m3 afval vrij, waarvan 4.500 m3 in
aanmerking komt voor compostering. Dit afval bestaat grotendeel
g uit organisch materiaal, zoals blad, snoeihout, veeggras,
perkgoed, e.d.
Vanaf 1980 trad er een periode in, waarin alternatieven voor
het storten onderzocht werden. Deze initiatieven werden
ingegeven door het principe hergebruik van grondstoffen, het
besef dat een milieuhygiënische verwerking van afvalstoffen
wenselijk c.q. noodzakelijk is en de stijgende kosten om afval
te storten. Voorts is door ons college in het kader van de
besluitvorming rond het afvalstoffenplan (raadsvergadering van
30 januari 1986) aangekondigd, dat wij met nadere voorstellen
zouden komen ten behoeve van een aantal voorzieningen voor het
geconditioneerd composteren.
Experimenten
In het eerste stadium werd het bladafval in het najaar separaat
verzameld en op de stadskwekerij gecomposteerdDe uit het
bladafval ontstane compost kon aan particulieren worden afge
zet. Daarnaast werd het fijne snoeihout, dat niet voor compos-
tering in aanmerking kwam en ook niet versnipperd kon worden,
verbrand. Deze laatste methode wordt niet meer toegepast, omdat
deze teveel luchtverontreiniging veroorzaakte. Tevens heeft een
onderzoek plaatsgevonden naar de winning van energie uit hout
snippers. Binnen de traditionele werkwijze wordt thans het
plantsoenafval op de volgende milieuvriendelijke methode ver
werkt
- het grove snoeihout wordt in machines versnipperd en terug
gebracht in het plantsoen;
- het fijne snoeihout wordt in een "crusher" fijngemalen,
zodat dit gecomposteerd kan worden;
- het blad wordt op een hoop gecomposteerd.
Het terugbrengen van houtsnippers in het plantsoen heeft, naast
het voordeel, dat het snoeihout ter plaatse wordt verwerkt, en
daarmee de afvalstroom wordt beperkt, ook als neveneffect, dat
de onkruidgroei geremd wordt, hetgeen het gebruik van chemische
bestrijdingsmiddelen vermindert.