Wanneer wij deze vraag puur vanuit studiefinancieringsoptiek bena
deren, dan moet gesteld worden dat een gemeentelijk studiefonds
slechts een vangnet-functie kan vervullen, die aansluit op de
rijks- en provinciale financieringsregelingen. Vanuit die
optiek moet het gemeentelijk studiefonds aangemerkt worden als
een voorliggende voorziening ten opzichte van de algemene
bij standswet
Ten aanzien van de arbeidsmarktgerichte scholingsactiviteiten moet
gesteld worden dat wettelijke regelingen als voorliggende voorzie
ningen moeten worden beschouwd. D.w.z. dat voorzieningen die moge
lijk zijn op basis van scholingsregelingen, t.w. de RWW en de ABW,
voorgaan boven een bijdrage uit een gemeentelijk studiefonds.
Een gemeentelijk studiefonds, bedoeld als instrument in het kader
van gemeentelijk minima-beleid, kan voorzieningen verstrekken op
basis van individuele, financiële en sociale omstandigheden.
Zo kan men bij de beoordeling van een verzoek om een vergoeding
factoren als bv. de gezinsgrootte, het aantal studerende kinderen
in een huishouden, het aantal jaren dat een huishouding op een
minimaal inkomen aangewezen is (enz.) een rol laten spelen.
Dat laat natuurlijk onverlet, dat waar mogelijk gebruik moet worden
gemaakt van voorliggende rijks- en provinciale regelingen.
Resumerend:
- een gemeentelijk studiefonds kan de functie vervullen van vangnet,
aansluitend op de bestaande rijks- en provinciale financieringsre
gelingen.
Dat betekent dat een gemeentelijk studiefonds mogelijkheden kan
bieden
a. bij niet door de landelijke of provinciale overheid erkende c.q.
aangewezen opleidingen;
b. in situaties waarin om andere dan financiële redenen een inge
diend verzoek om rijks- of provinciale studiefinanciering niet
wordt gehonoreerd;
c. t.b.v. kinderen van gescheiden ouders en t.b.v. van huis weggelo
pen minderjarigen, waar het vaststellen van de ouderbijdrage pro
blematisch is en de rijks- of provinciale overheid een mogelijke
-10-