Toch is dat naar onze opvatting niet van fundamenteel belang.
De bedoeling van de wetgever was aan te sluiten bij de aanvraagprocedure
van de Algemene Bijstandswet.
In het kader van de laatste wet worden overigens aanvragen nagenoeg altijd
mondeling gedaan en vervolgens door de bijstandsmaatschappelijk werker op
schrift gesteld op een vastgesteld formulier. M.b.t. de I.O.A.W. en
I.O.A.Z. zal dit niet anders gebeuren.
Naar onze mening is het zowel in het kader van de A.B.W. als van de
I.O.A.W. en I.O.A.Z. de bedoeling, dat alleen een beslissing wordt genomen
naar aanleiding van een op schrift gestelde aanvraag. Daarbij is niet van
belang wie de aanvraag op schrift stelt.
Bovendien zal ook een schriftelijke aanvraag op een uniform vastgesteld
aanvraagformulier moeten worden gesteld.
Wij menen dan ook, dat het geen bezwaar ontmoet, om zowel voor de A.B.W.
als voor de I.O.A.W. en I.O.A.Z. dezelfde aanvraagprocedure vast te
stellen.
In de voorliggende concept-verordening is dan ook een aanvraagprocedure
ontworpen, die op beide wetten van toepassing is.
(NOTA/AANVR)