HOOFDSTUK VIII SCHORSING EN ONTSLAG
Artikel 58 Schorsing
1 Onverminderd het bepaalde in artikel 54 kan de vrijwilliger door burgemees
ter en wethouders worden geschorst:
a. wanneer hem het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ont
slag is te kennen gegeven of hem van de oplegging van deze straf mede
deling is gedaan;
b. wanneer tegen hem volgens de ter zake geldende bepalingen van het
Wetboek van strafvordering een bevel tot inverzekeringstelling or voor
lopige hechtenis wordt ten uitvoer gelegd;
c. wanneer tegen hem een strafrechtelij kc vervolging wegens misdrij f wordt
ingesteld;
d. in andere gevallen waarin schorsing wordt gevorderd door het belang
van de dienst.
2 Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval:
a. een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat;
b. een nauwkeurige aanduiding van de in het eerste lid bedoelde omstan
digheid of omstandigheden welke tot de schorsing aanleiding heeft of
hebben gegeven;
c. een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur der schorsing.
Artikel 59 Ontslagbesluit
Het besluit van burgemeester en wethouders tot het verlenen van ontslag wordt
op schrift gesteld, met vermelding van de datum van ingang van het ontslag
dan wel een omschrijving of aanduiding van die datum, alsmede nauwkeurig
de grond waarop het ontslag berust.
Artikel 60 Ontslag op eigen verzoek en aanhouden ontslag
1 Indien de vrijwilliger ontslag verzoekt, wordt hem dit eervol verleend.
2 Dit ontslag wordt niet verleend met ingang van een datum gelegen binnen
een maand dan wel later dan drie maanden na de datum waarop het verzoek
om ontslag is ingekomen.
3 Indien de vrijwilliger dit verzoekt, kan van het bepaalde in het tweede lid
worden afgeweken.
22
4 Indien een strafrechtelijke vervolging tegen de vrijwilliger aanhangig is, of
indien overwogen wordt hem in aanmerking te brengen voor disciplinaire
straf, kan het nemen van een beslissing op een verzoek om ontslag worden
aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake
de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden.
Artikel 61 Ongevraagd ontslag
1 Burgemeester en wethouders verlenen de vrijwilliger ongevraagd eervol
ontslag op grond van het bereikt hebben van de 55-jarige leeftijd. Dit
ontslag gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de
leeftijd van 55 jaar is bereikt.
2 De ingangsdatum van het in het vorige lid bedoelde ontslag kan telkens
met een periode van één jaar worden opgeschort, indien zulks door burge
meester en wethouders in het belang van de dienst wordt geacht en:
a. de vrijwilliger zulks heeft verzocht of daarmede instemt en
b. de vrijwilliger blijkens het ingewonnen advies van een door burgemeester
en wethouders aangewezen geneeskundige, lichamelijk en psychisch in
staat kan worden geacht zijn werkzaamheden te blijven verrichten.
Bedoelde opschorting eindigt in ieder geval op de eerste dag van de
maand volgende op die waarin de leeftijd is bereikt zoals vermeld in
artikel 3, lid 1, sub a van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd
uittreden (Stb. 1984, 273).
3 Niettemin kunnen burgemeester en wethouders aan de vrijwilliger die tus
sentijds blijkens het advies van een door burgemeester en wethouders aan
gewezen geneeskundige ongeschikt is geworden voor het verder verrichten
van werkzaamheden, eervol ontslag verlenen met ingang van de eerste van
de maand volgende op die waarin bedoeld advies door burgemeester en
wethouders ter kennis van de vrijwilliger is gebracht.
Artikel 62 Gronden ongevraagd ontslag
1 Burgemeester en wethouders kunnen de vrijwilliger ongevraagd ontslag
verlenen op grond van:
a. het eindigen van de noodzaak tot beschikbaarstelling of wegens veran
dering in de organisatie van de gemeentelijke brandweer;
b. ondercuratclcstclling;
c. toepassing van lijfsdwang wegens schulden krachtens onherroepelijk ge
worden rechterlijke uitspraak;
d. onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf;
e. de omstandigheid dat hij wegens de aard of de plaats van zijn dagelijkse
werkzaamheden dan wel de ligging van zijn woning geacht moet worden
niet langer in staat te zijn zijn taak bij de brandweer te vervullen;
23