Daarbij komt dat uit jurisprudentie blijkt dat de concrete omstandigheden van de arbeidsverhouding in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de vraag of iemand ambtenaar is, in casu is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. De werkzaamheden die het vrijwillig brandweerpersoneel moet verrichten ter uitvoering van de taken die voortvloeien uit de aan burgemeester cn wethouders ingevolge artikel 1, vierde lid, van de Brandweerwet opgedragen zorg voor: 'a. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brand gevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt; b. het beperken cn bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.', zijn van dien aard dat stellig verwacht mag worden dat de hieruit voortvloeiende concrete omstandigheden van de arbeidsverhouding bepalen dat de vrijwilliger bij de gemeentelijke brandweer ambtenaar is in de zin van de Ambtenarenwet 1929. Dat de in 1985 in werking getreden Rampenwet de uitvoering van werk zaamheden ter zake van het beperken cn bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Rampenwet tevens tot de taak van de brandweer rekent, versterkt deze verwachting. Een van de hoofdzaken van de Brandweerwet 1985 betreft de regionale samen werking. Belangrijke aspecten hierbij zijn onder meer het voorbereiden van de coördinatie bij de rampenbestrijding, het verlenen van bijstand, het instellen en in stand houden van een regionale brandweeralarmcentrale en het verzorgen van opleidingen. Het vrijwillige brandweerpersoneel zal als gevolg hiervan meer dan voorheen moeten samenwerken met (brandweer)personcel van an dere gemeenten. Het verdient daarom aanbeveling gemeentelijke rechtspositieregelingen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. In artikel 7 van de (modcl-)Organisaticverordening staat aangegeven dat de commandant de algemene leiding en het bevel over de brandweer heeft, over eenkomstig de voor hem door burgemeester en wethouders vastgestelde instruc ties. Deze opdracht aan burgemeester en wethouders staat om deze reden niet meer vermeld in de (model-)rechtspositiercgeling. In de model-rechtspositieregeling is ook niet (meer) geregeld dat burgemeester en wethouders tevens een instructie voor het overig personeel opstellen. In de praktijk bleek namelijk dat de commandant met het opstellen cn de controle op de naleving van de instructic(s) belast was. De opdracht instructic(s) voor het overig brandweerpersoneel op te stellen, zal geregeld moeten worden in de instructie voor de commandant. 28 Tot slot van deze algemene toelichting wordt nog het volgende vermeld. Het kiezen van de constructie van het ambtenaarschap in de zin van artikel 1 van de Ambtenarenwet 1929 voor de vrijwilligers brengt met zich, dat het gemeentebestuur ingevolge artikel 125, tweede lid, van genoemde wet de ver plichting heeft hun rechtspositieregeling ex artikel 125, eerste lid, vast te stellen. Bij de uitwerking van het gestelde in artikel 125, tweede lid, in deze model- rechtspositieregeling is het model-Algemeen ambtenarenreglement van het (voormalige) Centraal orgaan als richtlijn gebruikt, doch daarbij is uiteraard rekening gehouden met het geheel eigen karakter van de vrijwillige brandweer. Wellicht ten overvloede zij opgemerkt, dat genoemd model-Algemeen ambte narenreglement niet op het vrijwillig brandweerpersoneel van toepassing is (zie artikel A 2 van het model-A. A.R. van het (voormalige) Centraal orgaan). ARTIKELSGEW1JZE TOELICHTING Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel I Begripsomschrijvingen Door voor de term 'zich beschikbaar te stellen' te kiezen wordt het vrijwilligers- element nadrukkelijk aangegeven. Artikel 3 Overleg met vakorganisaties De vraag zou kunnen rijzen of het gestelde in artikel 125, eerste lid, onder k, van de Ambtenarenwet 1929 bepalende het vaststellen van voorschriften om trent de wijze waarop met de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel overleg wordt gepleegd over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van ambtenaren, ook van toepassing is op de vrijwilligers. Deze vraag zou in ontkennende zin beantwoord moeten worden, indien men uitgaat van de gedachte, dat met het begrip 'vakorganisatie van overheidsper soneel niet anders bedoeld kan zijn dan een vakorganisatie van overheidsper soneel waarin slechts de beroepsbevolking is georganiseerd, waartoe de vrijwil liger als zodanig niet behoort. Aangezien men voor een dergelijke opvatting geen aanknopingspunt kan vin den in de geschiedenis van de totstandkoming van de Ambtenarenwet 1929 dient een regeling van het georganiseerd overleg in de zin van evengenoemd artikel 125, eerste lid, onder k, voor de vrijwilliger vastgesteld te worden. Artikel 3 van de (model)rechtspositieregeling strekt hiertoe. Indien in een gemeente geen commissie voor georganiseerd overleg is ingesteld, ware een zogenaamde hoorbepaling in de rechtspositieregeling op te nemen, luidende als volgt: 29

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 1208