'Artikel 3 Overleg met vakorganisaties 1Aangaande aangelegenheden van algemeen belang voor dc rechtstoestand van de vrijwilligers met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, vindt overleg plaats met de navol gende centrales van overheidspersoneel: a. de Algemene Centrale van overheidspersoneel; b. de Christelijke centrale van overheids- en onderwijzend personeel; c. het Ambtenarencentrum; d. de Centrale van middelbare en hogere functionarissen bij overheid en onderwijs. 2. Het overleg wordt gevoerd door elk der in het eerste lid genoemde centrales een ontwerp van het voorgenomen besluit met toelichting toe te zenden, met het verzoek binnen een daarbij te stellen termijn, welke niet korter dan veertien dagen zal zijn, burgemeester en wethouders schriftelijk haar gevoelen kenbaar te maken. Indien een centrale dit verlangt, wordt tot mondelinge toelichting toegelaten. 3. Aan de bepaling van het eerste lid wordt geacht te zijn voldaan indien de betrokken centrale in gebreke is gebleven binnen de in het vorige lid be doelde termijn van haar gevoelen te doen blijken. 4. Behoort het nemen van het in het tweede lid bedoelde besluit tot de bevoegd heid van de raad, dan vermelden burgemeester en wethouders bij het ont werp van het besluit levens het gevoelen van de centrales terzake. 5. Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van dc besluiten van de raad of hun college, binnen veertien dagen nadat deze zijn genomen, aan de centrales.' Indien deze hoorbcpaling wordt opgenomen, zullen in artikel 65 van de (mo- deljrechtspositieregeling de woorden 'in de commissie' moeten worden vervan gen door: 'met de centrales'. Hoofdstuk II Aanstelling, rangen, vergoedingen Artikel 7 Algemene aanstellingsvoorwaarden Bij circulaire van 26 april 1984 deelde de plaatsvervangend hoofdinspecteur voor het brandweerwezen mede dat voor het (rijks)brandwecrpersoneel per 1 juli 1984 nieuwe keuringsrichtlijncn gelden. In dc praktijk blijken deze door de Rijks Geneeskundige Dienst opgestelde kcuringsrichtlijnen goed te voldoen. Voorgesteld wordt derhalve het brandweerpersoneel volgens deze richtlijnen te doen keuren. Hierbij dient evenwel een bedrijfsgezondheidsdienst te worden aangewezen die voldoende is geëquipeerd. ArtikelS Rangen In deze (modcl)rechtspositieregeling is voor het vrijwillig brandweerpersoneel 30 een zelfde rangindcling aangehouden als die welke geldt voor het beroepsbrand- wcerpcrsoneel. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat het wenselijk is op dit punt een zo groot mogelijke uniformiteit te bewerkstelligen. Het overnemen van deze rangen dient uiteraard te geschieden met inachtneming van de in de verordening betreffende de organisatie en het beheer van de gemeentelijke brandweer vastgestelde organieke sterkte. De benaming 'brandwacht 2c klasse' is gewijzigd in 'brandwacht', de term '2e klasse' immers heeft geen toegevoegde waarde. Bij de overige rangsbenamingen komt deze term ook niet voor. Voor dc bepaling van de rang van commandant en plaatsvervangend comman dant wordt verwezen naar de (model-)Organisatieverordening. Artikel 14 Vergoeding 1 en aanzien van de vergoedingen wordt er een onderscheid gemaakt tussen de officieren en de overige vrijwilligers, de manschappen. Reeds bij circuiai van 8 januari 1987, kenmerk OPZ/185, is dc gemeenten aanbevolen om voor uitlopend op de nieuwe vergoedingsregeling, alvast dc nieuwe vergoedingsbe dragen te gaan hanteren. Met name ten aanzien van de officieren betekend., dat een aanzienlijke verhoging in vergelijking met de oude bedragen. Boven dien is er qua systematiek ook het een en ander gewijzigd. Immers, tot voor kort werd nog steeds - sedert 1971 - de zogenaamde '100-uren norm' gehan teerd. Gelet op de taakverzwaring van de gemeentelijke brandweerkorpsen mede als gevolg van dc rampenbestrijding, wordt deze norm thans niet meer gehanteerd. Dat betekent dat meer uren worden vergoed, hetgeen niet tevens impliceert dat dc functie qua zwaarte een wijziging heeft ondergaan. De zwaarte van de functie blijft dezelfde. De officieren, geen commandant zijnde, ontvangen een vaste vergoeding per jaar van 150 x het tot uurloon herleide maximum-maandbedrag van de bij dc desbetreffende rang behorende BBRA-salarisschaal. De commandanten ont vangen een vaste vergoeding van 200 x het tot uurloon herleide maximum maandbedrag. Daarenboven ontvangen alle officieren voor elk uur daadwerke lijke brandbestrijding en hulpverlening een bedrag van 150% van bedoeld uurloon. Hierbij wordt aangetekend dat officieren niet in alle gevallen behoeven uit te rukken. Voor de manschappen geldt een voor alle rangen gelijke basisver goeding van 4(H),- per jaar. Daarnaast ontvangt de vrijwilliger voor elk uur oefenen, bijwonen van cursussen en dergelijke 80% van het tot uurloon herleide maximum-maandbedrag van de bij de desbetreffende rang behorende BBRA- salarisschaal en voor elk uur daadwerkelijke brandbestrijding 150% van dit uurloon. Voor de goede orde zij hier wellicht ten overvloede vermeld dat deze vaste en uurvergoedingen in beginsel bestemd zijn voor die vrijwilligers die niet in hun hoofdberoep bij dezelfde gemeente in dienst zijn. 31

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 1209