- 5 -
In ieder geval zal er wanneer de wanordelijkheden zich op de openbare weg
voordoen sprake zijn van overtreding van artikel 25 WVW.
Verder bevat het Wetboek van Strafrecht een aantal strafbepalingen op
grond waarvan tegen wanordelijkheden bij betogingen opgetreden kan worden,
zoals vernielingen en beschadigingen (de artikelen 351 Sr. e.v.samen
scholing (artikel 186 Sr.), straatschenderij (artikel 424 Sr.) enz.
Daarnaast bevat het Wetboek van Strafrecht enkele bepalingen die bepaalde
uitingen naar hun inhoud verbieden, ook wanneer deze tijdens betogingen
geschieden. Gewezen zij bij voorbeeld op de artikelen 131 e.v. (opruiing),
de artikelen 137 c e.v. (discriminatie) en de artikelen 261 e.v.
(belediging)
Bij alle hiervoorgenoemde regelingen bepaalt echter het Openbaar
Ministerie of tot opsporing en vervolging overgegaan wordt. Gemeentelijke
organen hebben hierop geen directe invloed.
Uiteraard blijft de burgemeester, ook na 17 februari 1988, bevoegd tot
optreden krachtens de artikelen 219 en 220 van de gemeentewet. De memorie
van toelichting bij de WOM geeft dit aan en ook heeft de minister tijdens
de kamerbehandeling deze bevoegdheid nadrukkelijk belicht. Deze twee arti
kelen zijn echter slechts beperkt toepasbaar. Er mag namelijk pas gebruik
van gemaakt worden wanneer er sprake is van ernstige vrees voor het ont
staan van stoornis van de openbare orde dan wel wanneer er daadwerkelijk
sprake is van ernstige stoornis van de openbare orde. In die gevallen kan
de burgemeester krachtens artikel 219 de nodige bevelen of krachtens arti
kel 220 gemeentewet een noodverordening uitvaardigen.
De vraag is wel gesteld of de burgemeester na 17 februari 1988 met behulp
van deze noodbevoegdheden grondrechten, zoals in dit geval het betogings-
recht, mag beperken.
De regering heeft tijdens de behandeling van de herziene Grondwet namelijk
gesteld dat de clausule "behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de
wet" inhoudt dat alleen de formele wetgever zonder delegatiemogelijkheid
bevoegd is tot het beperken van grondrechten en dat de formele wet zelf de
omvang van de grondrechtbepaling moet aangeven. In nogal wat publikaties