- 6 - wordt de redactie van artikel 219 gemeentewet te algemeen gevonden om hieraan te voldoen. Wij menen echter, in navolging van het preadvies van de heren mr. J.P. Bokma en mr. H.P. Vonhögen ten behoeve van de Staatsrechtcon ferentie 1987, dat de formele wetgever wel degelijk zelf de norm heeft aangegeven in artikel 219 gemeentewet. De burgemeester mag alleen optreden in geval van oproerige beweging, samenscholing of andere stoornis van de openbare orde. Het verbod van delegatie zou een obstakel kunnen zijn voor de burgemeester om krachtens artikel 220 gemeentewet een grondrecht te beperken door mid del van een noodverordening. De Hoge Raad heeft hiervoor echter reeds een oplossing aangedragen (HR 28 november 1950, NJ 1951, 137, Tilburgse APV). Volgens de Hoge Raad voegt het voorschrift ex artikel 220 gemeentewet zich als bestanddeel in in de omschrijving van de overtreding tegen het open baar gezag van artikel 443 Sr. en het is "dus de wet (in formele zin), die in die noodtoestand de zeer tijdelijke onderbreking van de uitoefening van het grondrecht gedoogt". Bij betogingen waarbij ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde bestaat of de verstoring daadwerkelijk plaatsvindt, kan de burgemeester derhalve bevelen zoals bedoeld in artikel 219 of de noodverordening zoals bedoeld in artikel 220 van de gemeentewet uitvaardigen. Dit zou in het uiterste geval dus zelfs een verbod tot het houden van een betoging kunnen inhouden. Het vorenstaande afwegende concluderen wij dat het op dit moment onduide lijk is of de APV-bepalingen aangaande betogingen na 17 februari 1988 van rechtswege zullen zijn komen te vervallen. Zou dit zo zijn, dan nog is er geen sprake van een onbeperkte betogingsvrijheid. Op grond van diverse formele wetten kan het Openbaar Ministerie optreden en in noodsituaties de burgemeester krachtens de artikelen 219 en 220 van de gemeentewet. VERENIGING VAN NEDERLANDSE GEMEENTEN

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 1245