- 10 -
en die het karakter hebben van dwangmaatregelen jegens de overheid of
jegens derden, geen betogingen in de zin van het voorgestelde artikel 9
zijn. Dit kan bij voorbeeld het geval zijn bij blokkades van wegen en
waterwegen (w.o.w. 13872, nr. 7, blz. 33)
Ontbreekt aan een optocht primair het karakter van een gemeenschappelijke
meningsuiting, zoals Sinterklaas- en carnavalsoptochten en bloemencorso's,
dan is er geen sprake van een manifestatie in de zin van artikel 1, eerste
lid, onder a WOM (w.o.w. 19427, nr. 3, blz. 8). Overigens kan een derge
lijke optocht, indien het opiniërende elementen bevat, wel onder de be
scherming van artikel 7, derde lid Grondwet vallen.
Klokgelui en oproepen tot gebed
Artikel 10 «W0M wil buiten twijfel stellen de bevoegdheid zoals voorheen
neergelegd in de Wet op de kerkgenootschappen om klokken te luiden en het
oproepen tot gebed vanaf moskeeën.
In een brief aan de Tweede Kamer heeft de minister van binnenlandse zaken
de verhouding tussen artikel 10 WOM en artikel 6 van de Grondwet nader
uiteengezet (w.o.w. 19427, nr. 21).
Artikel 10 WOM stelt verder dat de gemeenteraad bevoegd is ter zake regels
te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau.
De strekking van artikel 10 WOM is niet om een beperkingsbevoegdheid op
het grondrecht vrijheid van godsdienst of levensovertuiging te creëren
maar om, zoals hiervoor reeds is gesteld, de bevoegdheid tot klokluiden en
oproepen tot gebed buiten twijfel te stellen en daarnaast de autonome be
voegdheid van gemeentebesturen om in het kader van de beperking van
geluidsoverlast regelend ten aanzien van deze activiteit te mogen optreden
onverlet te laten.
Gemeentelijke regels die klokgelui en oproepen tot gebed in het kader van
geluidsoverlast beperken zijn dus geen medebewind, maar autonome bepa
lingen.
Artikel 10 WOM laat zich dan ook vergelijken met bijv. artikel 6 van de
Wegenverkeerswet (WVW) waar eveneens de aanvullende regelgevende bevoegd
heid van de gemeenten werd erkend ten aanzien van hetzelfde onderwerp maar
met een ander motief. De jurisprudentie rond artikel 6 WVW maakte duide
lijk dat het in dat geval gaat om een autonoom aanvullende bevoegdheid en