- 4 - nr. 258 Geconcludeerd kan worden dat op grond van de huidige systema tiek niet gesproken kan worden van het activeren van verliezen welke gecompenseerd kunnen worden door toekomstige exploitatie winsten maar dat uitsluitend gesproken kan worden van activeren van verliezen. Uit bedrijfseconomische overwegingen moet een dergelijke activeringsmethode worden afgewezen. Ad 3De experimentele bouw. De bouw van 66 aluminium woningen op smalle kavels in de Haagse Beemden kan als een experiment worden gezien. Kort na de bouw zijn in technische zin de nodige problemen naar boven gekomen. Laatstelijk is door het advies-bureau Cauberg-Huygen in 1984/1985 een onderzoek ingesteld naar de in de woningen optre dende condensatie, alsmede naar de bouwfysische kwaliteiten van de woningen in relatie tot de duurzaamheid. Dit rapport is toen onderhands aan de isolatie- en installatie deskundige van de Nationale Woningraad in rayon Noord Nederland ter becommen tariëring aangeboden ter toetsing van de conclusies. Tevens werd door het gemeentelijk woningbedrijf toen een opname verricht naar de huidige technische staat van de woningen. Om enigermate de belangrijkste klachten te verhelpen zou een investering van f 450.000,-- a f 500.000,-- (prijspeil 1985) noodzakelijk zijn. De te nemen maatregelen betreffen: - aanbrengen van isoleerprofielen en dubbel glas in de slaap vertrekken; - voordeuren en kozijnen vernieuwen; - kitwerk, daar waar luchtlekken aanwezig zijn; - beplating vernieuwen, plafondplaten wisselen. I11 verband met de reorganisatie van het gemeentelijk woningbe drijf is in 1985 een en ander voorlopig geparkeerd. Uitvoering van de bovengenoemde werkzaamheden zou geen garantie zijn dat de woningen tot de oorspronkelijke geplande levensduur van 40 jaar in stand gehouden zouden kunnen worden; volgens het rapport Cauberg-Huygen, pagina 12, 4e alinea (zie bijlage). De levensduur wordt in ernstige mate beperkt door de aard van de constructiefouten zoals in het onderzoek van Cauberg-Huygen is aangegeven. Het rapport geeft aan dat uitgegaan moet worden van een restant levensduur van 10 a 15 jaar maximaal. Naast de huidige technische staat van de woning wordt de levensduur mede bepaald door: a. de wijze van bewoning; b. de mutatiegraad; c. de klimatologische omstandigheden. Ad a. De wijze van bewoning. Naar de toekomstige exploitaties toe valt hierover weinig te vermelden. Bij mutaties kan rekening gehouden worden met de gewenste wijze van bewoning, voor zover er potentiële kandi daten blijven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 1345