gemeente Breda nr. 270 e- n- De raad van de gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 272, aanhef en onderdeel h, en 277, eerste lid, aanhef en onderdeel b, ten eerste, van de gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening op de heffing en invor dering van rioolrechten. Aard van de heffing i- Belasting- plicht Belasting- j aar/kalender maand Grondslag der belasting Artikel 1 Ter zake van het gebruik overeenkomstig de bestemming van de gemeentelijke riolering wordt onder de naam "rioolrecht" een recht geheven genaamd: 1. rioolrecht A wegens het lozen van minder dan 1.000 m3 water per jaar en 2. rioolrecht B wegens het lozen van 1.000 of meer m3 water per jaar. Artikel 2 1. Voor het rioolrecht A en B zijn belasting plichtig zij, die een gebouw gebruiken, dat op de riolering van de gemeente is aangesloten. Onder een gebouw wordt mede verstaan dat gedeelte van een gebouw, dat zijn begrenzing vindt in de kleinst mogelijke eenheid van een gebouw, waarvan een zelfstandig gebruik gemaakt kan worden en waarvoor een afzonderlijke gas- en/of elektrici teitsmeter is geplaatst. 2. Wie als gebruiker van een gebouw moet worden aan gemerkt, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Artikel 3 1. Het belastingjaar voor het rioolrecht B is gelijk aan het kalenderjaar. 2. Onder een maand wordt verstaan een kalendermaand. Artikel 1. a. Het rioolrecht A wordt per gebouw geheven naar het aantal m3 water dat door een ge bruiker van een gebouw in het voorlaatst beëindigde verbruiksjaar, is afgenomen van de N.V. Energie en Waterbedrijf Breda of van de Waterleiding Mij. Noord-West-Brabant N.V. te Breda.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 1410