gemeente Breda ^r\c>rzp nr. 270 De raad van de gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 272, aanhef en onderdeel h, en 277, eerste lid, aanhef en onderdeel b, ten eerste en ten derde, van de gemeentewet besluit vast te stellen de volgende verordening op de heffing van een recht wegens het gebruik of genot van voor de openbare dienst bestemde grond of water, waarvan de gemeente de eigendom dan wel het beheer en onderhoud heeft en voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of voor de openbare dienst bestemde gemeentewater. D< A. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Aard van heffing Belasting plicht Aanvang be lasting plicht Voor het gebruik of genot van voor de openbare dienst bestemde grond of water waarvan de gemeente de eigendom dan wel het beheer en onderhoud heeft en voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of voor de openbare dienst bestemd gemeentewater wordt onder de naam van precariorechten op grond van artikel 277 letter b, onder 1 en 3, van de gemeentewet een recht geheven. Artikel 2 Belastingplichtig is ieder: a. die ter zake de vereiste vergunning heeft verkregen of; b. die gebruik maakt of het genot heeft van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of water, waarvan de gemeente de eigendom dan wel het beheer en onderhoud heeft of; c. van wie, dan wel ten behoeve van wie, voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of voor de openbare dienst bestemd gemeentewater worden aangetroffen. Artikel 3 Wanneer in deze verordening het recht is vastge steld voor een jaar, wordt voor zover in deze verordening niet anders is bepaald, indien de belastingplicht in de loop van het heffingsjaar ontstaat, voor de eerste maal slechts een aanslag

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 1415