nr. 323
plaatsvinden. Ook aspekten als financiële haalbaarheid, fa
sering en kwaliteit en de verdere afstemming op de overige
beleidsvelden zullen eerst dan explicieter aan de orde komen.
In het plan ligt, zoals gezegd, het aksent op de ruimtelijke
aspekten en wel met name die ten aanzien van wonen en werken.
Hierbij zijn wij uitgegaan van een model, waarin Breda door
middel van extra inspanning minimaal haar huidig inwonertal en
voorzieningennivo zal kunnen handhaven. Ook groei op deze wij
ze opgevat vereist evenwel een dynamisch ruimtelijk beleid zo
wel binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied.
Wij achten het noodzakelijk dat de door ons aangegeven visie
en de ruimtelijke vertaling ervan periodiek worden geevalueerd
en op basis daarvan zonodig bijgesteld. Hierbij moet uiteraard
wel rekening gehouden worden met de dan reeds ingang gezette
ontwikke1ingen
Gelet op het belang van de structuurvisie en het voor de uit
voering hiervan benodigde draagvlak achten wij het gewenst dat
de structuurvisie tezamen met deel I, Stedelijk Beheer, een
eerste schets, de procedure van een structuurplan in de zin
van de wet op de Ruimtelijke Ordening zal volgen.
Voor deze procedure is inspraak vereist. Het is de bedoeling,
dat deze inspraak met de bevolking op basis van de gemeente
lijke inspraakverordening zal plaatsvinden, tezamen met het
wettelijk benodigde vooroverleg op grond van art. 10 van het
Besluit Ruimtelijke Ordening. Dit laatste overleg vindt plaats
met o.a. de aangrenzende gemeenten en de Provinciaal Plano
logische Commissie.
Met deel II, als vervolg op deel I, is een vergelijking met de
door de raadsfraktie van D66, naar aanleiding van het koncept
deel I, ingediende nota "Visie D66 Breda" van maart 1988, be
treffende haar visie op het stedelijk beheer in Breda beter mo
gelijk geworden. De reaktie is overigens een blijk van betrok
kenheid bij de ontwikkeling van de stad, welke wij waarderen.
Ook deze nota geeft een ruimtelijke visie op de totaal struk-
tuur van de stad. Gekonstateerd kan worden dat er grote over
eenkomsten zijn met de in het deel II gepresenteerde visie. Op
enkele punten zijn er verschillen. Zo zal b.v. de verbinding
tussen Asterd en de Hoge Vucht, afgezien van de wenselijkheid
als gevolg van de feitelijke ontwikkelingen, vrijwel onmoge
lijk gerealiseerd kunnen worden. Daar waar de nota van D 66 ge
detailleerder op facetten ingaat, zullen de nog te produceren
gemeentelijke uitwerkingen eventuele verschillen van opvatting
te zijner tijd aan het licht brengen.