- 5 -
nr65
c. overige planjaren
Voor de op het eerste planjaar volgende jaren staan in het ver
voerplan de verwachte mutaties in het lijnennet en de consequenties
daarvan aangegeven. Die mutaties kunnen een gevolg zijn van onder
meer de volgende, te verwachten, ontwikkelingen: verandering
reizigersaanbod, planologische ontwikkelingen, infrastructurele
voorzieningen, verandering van rijtijden etc.
Ook hier geldt weer dat de mutaties vertaald moeten worden naar de
benodigde kwantiteiten en naar de te verwachten tekorten. Wanneer
partijen na afloop van de 3 jaarlijkse planperiode nog geen
overeenstemming over een nieuw plan hebben, wordt het oude plan
geacht door te lopen tot partijen alsnog overeenstemming hebben
bereikt
Indien partijen binnen één jaar nadat een nieuw plan voorligt niet
tot overeenstemming kunnen komen, kan dat aanleiding zijn de
exploitatie-overeenkomst te beëindigen.
VIIExploitatie-overeenkomst
Hoofduitgangspunt is, dat de vervoeronderneming zich verplicht de door
ons college vastgestelde dienstregeling met rendabele maar ook onren
dabele diensten uit te voeren, waartegenover de gemeente zich verplicht
aan de vervoeronderneming de financiële middelen ter beschikking te
stellen conform de verplichtingen neergelegd in de overeenkomst. De
vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. Wel bestaat de mogelijk
heid de vergunning te wijzigen of in te trekken. Uitgangspunt in de
overeenkomst is verder, dat de gemeente niet uit eigen middelen zal
behoeven bij te dragen aan de kosten van het openbaar lokaal vervoer.
Omdat de bijdrage van het rijk voor het openbaar lokaal vervoer jaar
lijks vooraf worden vastgesteld, kan dat een risico voor de gemeente
met zich meebrengen indien tijdens dat jaar tegenvallers optreden met
name voor wat betreft de ontvangstverschillen uit kaartverkoop. De
gemeentelijke beïnvloedingsmogelijkheden van de ontvangsten zijn gering
en alleen indirect tot op zekere hoogte aanwezig via de inrichting van
het lijnennet en de dienstregeling. De gemeenten hebben geen zeggen
schap over het opbrengstenniveau als zodanig en evenmin over de reken
methode van de raming van de opbrensten.
Het risico voor de kostenkant ligt bij de vervoersonderneming. Kenmer
kend voor de lump sum is voorts dat deze een vraag afhankelijk karakter
heeft. De verrekening van de opbrengstverschillen zal op jaarbasis
plaatsvinden. Tegenvallende opbrengsten zullen door de gemeente bijge
past moeten worden, maar daar staat tegenover dat de opbrengstraming
van het volgende jaar ook neerwaarts wordt bijgesteld. In dat jaar is
het risico van tegenvallende opbrengsten derhalve veel minder. Bij
meevallende opbrengsten werkt het systeem op gelijke wijze: het op-
brengstverschil wordt uitbetaald maar de opbrengstraming voor het
eerstvolgende wordt hoger ingeschat.
Wij zullen nu nader ingaan op de belangrijkste punten uit de overeen
komst en met name op de afspraken die vastgelegd worden tussen de
gemeente en de vervoeronderneming ter indamming/wegneming van het
risico voor de gemeente.