nr. Ill
7. tot het doorvoeren van huurharmonisatle - ineens-bij-muta
ties -j na overleg met het college van burgemeester en wet
houders op grond van artikel 17 Huurprijzenwet
8. tot overname van gemeentelijke leningen voor het stichten
van woningen tot 1958 met betrekking tot woningbedrijf A
tegen oorspronkelijke rentepercentages en aflossingssche
ma's; rente-aanpassingen van deze leningen zullen niet meer
plaatsvinden, conform de voorwaarden van het ministerie van
VROM en de tussen woningcorporaties en gemeente ter zake
geldende bepalingen (volgens bijlage 13: MG 77-18 en bij
lage 14 verslag van de bespreking met het ministerie van
VROM d.d. 14 januari 1988, met name punt 4*);
9. tot zover mogelijk bundeling van overige - niet gerichte -
gemeentelijke leningen met betrekking tot woningbedrijf A
tot enkele nieuwe leningen op basis van gewogen gemiddelden
ten aanzien van annuïteit en looptijd; aanpassing van het
rentepercentage zal per 11 februari 1990 plaatsvinden
volgens het dan door de rijksoverheid vastgestelde rende
ment bij woningbouwleningen waarna conversie nadien per 10
jaar zal plaatsvinden op dezelfde basis.
Behoudens genoemde leningen zal voorts door de corporatie
worden overgenomen:
- de rijkslening ten behoeve van de woningbouw die - via
de gemeente - zijn doorgeleend aan het woningbedrijf;
- de gemeentelijke leningen welke zijn aangetrokken ten
behoeve van het woningbedrijf in verband met vervroegde
aflossing van rijksleningen in 1986 en 1987 en zulks
tegen dezelfde condities als de huidige;
10. tot het voorzien in de financieringsbehoefte voor de volks
huisvestingsleningen van de woningbouwvereniging Volkshuis
vesting Breda, zodra de voor de woningcorporaties gebruike
lijke financieringswegen niet tot resultaten leiden c.q. de
gemeentelijke financiering voordeliger blijkt; de gemeente
Breda verplicht zich tot financiering middels doorlening
tegen gelijke voorwaarden waartegen zij financiële middelen
aantrekt
11. tot het aangaan van een rekening-courantverhouding met de
corporatie volgens bijgevoegde concept-overeenkomst. Het
college van burgemeester en wethouders te machtigen deze
overeenkomst nader uit te werken, met name betreffende de
toegestane debetstand.
De noodzaak tot het beleggen van de ABR bij de Algemene
dienst door de corporatie opnieuw te beoordelen na het 5e
jaar, dit wil zeggen gelijktijdig met de toetsing van de
ABR, zoals omschreven in punt 4. van dit besluit;
- 2 -