Artikel 3. Gehele of gedeeltelijke extra aflossing van de lening zal tot 2 mei 1998 zijn uitgesloten; met ingang van laatstgenoemde datum zal geldnemer uitsluitend op de aflossingsverschijndagen extra mogen aflossen, doch slechts tegen betaling van een vergoeding en wel van vijf procent van het extra af te lossen bedrag, indien de aflossing plaatsvindt vóór 2 mei 2003, van vier procent van het extra af te lossen bedrag indien de aflossing plaatsvindt op en na 2 mei 2003 maar vóór 2 mei 2008, terwijl ingaande 2 mei 2008 dat slechts mogelijk zal zijn tegen betaling van een vergoeding van drie procent van het extra af te lossen bedrag. Geldnemer zal vein zijn voornemen tot extra-aflossing van de lening tenminste drie maanden tevoren aan geldgever schriftelijk kennis geven. Deze kennisgeving is onherroepelijk en verplicht geldnemer op de gestelde datum de extra-aflossing te doen. De bedragen overeenkomstig dit artikel afgelost zullen gerekend worden aller eerst te zijn betaald in mindering van de laatste aflossingstermijn, daarna van de voorlaatste en zo vervolgens. Na het verrichten van een extra-aflossing zal het bedrag van de jaarlijkse annuïteit opnieuw door geldgever worden vastgesteld. Artikel 4. Alle aan geldgever verschuldigde betalingen zullen geschieden op zijn kantoor te s-Gravenhage of bij een nader door geldgever aan te wijzen betaalkantoor De betalingen zullen geschieden in Nederlands geld, zonder korting of schuldver gelijking en zonder kosten voor geldgever. De betalingen zullen gerekend worden allereerst te zijn geschied voor de voldoe ning van de kosten, vervolgens van de boeten, daarna van de vergoedingen, vervolgens van de rente en het laatst van de hoofdsom. Artikel 5. Indien geldnemer het aan rente of aflossing verschuldigde niet op tijd en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 zal hebben voldaan, zal hij aan geldge ver, boven de in artikel 1 genoemde rente, betalen, als boete, een bedrag gelijk aan vijf procent per jaar van het achterstallige bedrag over de tijd van de nalatigheid. Artikel 6. Het onaf geloste deel van het bedrag van de lening is, met de rente en de kosten, onmiddellijk opeisbaar a. bij niet-nakoming door geldnemer van één of meer van de in deze akte omschreven verbintenissen; b. bij door hem gedaan verzoek tot verkrijging van surséance van betaling; c. bij faillietverklaring van geldnemer; d. bij eigen aangifte door geldnemer, als bedoeld in artikel 1 van de Fai11issementswet e. bij executoriaal beslag op eigendommen van geldnemer; f. bij ontbinding of verlies van rechtspersoonlijkheid van geldnemer; g. indien in de statuten/gemeenschappelijke regeling van geldnemer een wijziging wordt aangebracht, die niet de instemming van geldgever heeft. Geldnemer zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voorvallen van één van de vermelde gevallen van onmiddellijke opeisbaarheid, alsof hij bij bevel of andere soortgelijke akte in gebreke was gesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 561