aan de raad der gemeente Breda P/886802558 nr. 115 Voorstel van burgemeester en wethouders tot opheffing van de gemeentelijke hypotheekbank als tak van dienst ex artikel 252 van de gemeentewet. Bij besluit van 20 april 1948 werd door de gemeenteraad ter be vordering van woningbouw door particuliere besloten om: 1. over te gaan tot oprichting van een gemeentelijke hypotheek bank en deze aan te wijzen als tak van dienst, als bedoeld in artikel 252 van de gemeentewet; 2. vast te stellen een verordening op het beheer van de gemeen telijke hypotheekbank. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant verleenden hun goedkeu ring aan het raadsbesluit op 29 september 1948, G nr. 884. Als gevolg van een investeringsbeperking die de gemeente moest doorvoeren, werd op 29 juni 1957 door het college van burge meester en wethouders besloten tot nadere aankondiging geen ge meentelijke hypothecaire leningen meer te verstrekken ter bevor dering van het eigen-woningbezit Bij raadsbesluit van 17 juni 1964, nr. 319 werd de opschorting in zoverre teniet gedaan dat een regeling werd vastgesteld met algemene voorwaarden inzake het verstrekken van hypothecaire geldleningen aan ambtenaren in vaste dienst van de gemeente Breda voor de bouw, de aankoop en de verbouwing van een huis voor eigen bewoning bekend onder de naam "Hypotheekregeling ambtenaren 1964". Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant verleenden hun goedkeu ring aan de hypotheekregeling ambtenaren 1964 en de daarvoor geldende voorwaarden op 1 juli 1964, G nr. 96216. Op grond van de in de wet kapitaaluitgaven publiekrechtelijke lichamen ingevoerde centrale financiering eind 1965 verkeerde de gemeente in de positie dat voor iedere voorgenomen kapitaal uitgave via Gedeputeerde Staten en het ministerie van binnen landse zaken financieringsmiddelen moesten worden aangevraagd. De toewijzing geschiedde naar urgentie van de voorgenomen kapi taaluitgaven Voor de hypotheekregeling ambtenaren had deze ontwikkeling tot gevolg dat haar werkingsmogelijkheid en aantrekkelijkheid als financieringsregeling verloren was gegaan. Bij woningbouwfinanciering moet namelijk op vrij korte termijn aan de kredietvrager zekerheid kunnen worden gegeven of op toe kenning van het gevraagde krediet kan worden gerekend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 568