6 -
Artikel 20
1. Het Dagelijks Bestuur mag niet beraadslagen of besluiten, zo niet de
meerderheid zijner leden tegenwoordig is.
2. Indien de meerderheid der leden niet tegenwoordig is, belegt de voor
zitter een nieuwe vergadering. De oproepingsbriefjes tot deze
vergadering vermelden de te behandelen zaken.
3. In deze vergadering kan over de in de oproepingsbriefjes vermelde
zaken een besluit worden genomen c^oor de aanwezige leden.
4. Op de vergaderingen is mede van overeenkomstige toepassing, hetgeen
in de artikelen 49, 50 en 51 van de Provinciewet is bepaald.
5. Het Dagelijks 3estuur kan voor zijn vergaderingen een reglement van
orde vaststellen en doet alsdan hiervan mededeling aan de Raad van
Bestuur.
Artikel 21
1. Gedeputeerde Staten kunnen, de Raad van Bestuur gehoord, bepalen,
dat aan de voorzitter en eventueel aan andere leden van het Dagelijks
Bestuur, een vergoeding voor hun werkzaamheden wordt toegekend.
Zij stellen het bedrag van die vergoeding vast.
2. Het bepaalde bij artikel 15, lid 2, is op de leden van het Dagelijks
Bestuur mede van toepassing.
Artikel 22
Aan het Dagelijks Bestuur is, behalve hetgeen elders in deze gemeen
schappelijke regeling is bepaald, opgedragen:
a. het voorbereiden van al hetgeen in de Raad van Bestuur ter overweging
en beslissing moet worden gebracht;
b. het uitvoeren van de besluiten van de Raad van Bestuur;
c. het afkondigen van de besluiten, waarvan de afkondiging wettelijk of
bij besluit van de Raad van Bestuur is voorgeschreven;
d. het desverlangd dienen van bericht en raad overeenkomstig het bepaalde
bij artikel 12, tenzij dit bepaaldelijk van de Raad van Bestuur wordt
verlangd;
e. het beheren van de inkomsten en uitgaven van het Schap, voorzover dit
niet bij of krachtens deze gemeenschappelijke regeling aan anderen is
opgedragen;
f. het toezicht op het beheer en het onderhoud van alle werken, inrichtingen
en eigendommen van het Schap;
g. het houden van toezicht op de handelingen van de direktie genoemd in
artikel 36;
h. het nemen van conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechten
en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van
recht of bezit;
i. het houden van een voortdurend toezicht op al wat het Schap aangaat.
- Artikel 23 -