nr. 139
Artikel 4
Het bepaalde in artikel 2 geldt niet ten
aanzien van destructiemateriaal C.
Artikel 5
Destructie- 1. Behoudens het bepaalde in artikel 14 van
materiaal A deze verordening is de aangifteplichtige
van destructiemateriaal A gehouden:
a. tot vervoer van het destructiemateriaal
A naar een door burgemeester en
wethouders goedgekeurde, voor een
vervoermiddel van de ondernemer goed
bereikbare plaats, gelegen aan een
openbare, verharde weg; omtrent het
tijdstip van het vervoer naar en de
bewaring van destructiemateriaal A op
die plaats kunnen burgemeester en
wethouders aanwijzingen geven.
b. tot het ter beschikking houden van het
destructiemateriaal A, afkomstig van
gestorven dieren, geleden hebbende aan
of verdacht van een ziekte, waarop titel
III van de Veewet van toepassing is,
alsmede tot het afgeven daarvan voor
vervoer door of vanwege de ondernemer
ter plaatse, waar dit
destructiemateriaal zich bevindt, met-
inachtneming van de omtrent de bewaring
van het destructiemateriaal door
burgemeester en wethouders gegeven
aanwij zingen
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste
lid aanhef en sub a is het de
aangifteplichtige toegestaan om doodgeboren
en gestorven biggen, welke jonger zijn dan
dertig dagen, te bewaren in een door de
ondernemer daartoe ter beschikking gesteld
vat
Artikel 6
Destructie- I. De aangifteplichtige is gehouden
materiaal B destructiemateriaal B en C te bewaren, ter
en C beschikking te stellen en af te geven voor
vervoer naar de destructor met inachtneming
van de ter zake door burgemeester en
wethouders gegeven aanwijzingen.
2. Destructiemateriaal, genoemd in artikel 2,
eerste lid sub b, c, d of f van de wet,
alsmede dat genoemd in artikel 2, tweede
- 3 -