nr. 204 - 2 - Het ontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf 28 maart 1988 gedurende één maand ter inzage gelegen. Tijdens de terinzageligging zijn bezwaren ingediend door: 1. Ir. A.E.Q. van Hezik, Grote Houw 341, 4817 RG Breda 2. P.J. Musters, Jadestraat 72, 4817 JK Breda 3. J.M. Melissen, Naundorffstraat 17, 4817 ET Breda Deze reclamanten zijn in de gelegenheid gesteld om hun bezwaren nader toe te lichten in de vergadering van de commissie ruimtelijke ordening en grond bedrijf op 24 augustus 1988. Door de reclamanten wordt in hoofdzaak het volgende aangevoerd. Door reclamant genoemd onder 1 Reclamant stelt dat het onderhavige bestemmingsplan niet als een bestemmings plan kan worden gekwalificeerd en dat een afweging ontbreekt. Bovendien is de reclamant van mening dat de geplande bebouwing beter elders in de wijk zou kunnen worden waargemaakt. Reclamant verzoekt om het ontwerp-bestemmingsplan terug te nemen en de bestemmingen langs de hoofdas van deze wijk, van Beverweg tot Heerbaan, opnieuw af te wegen. Door reclamant genoemd onder 2 Deze reclamant stelt dat er geen enkele reden is om een deel van het park te bebouwen omdat er ook andere mogelijkheden zijn. Dit zou tot gevolg hebben dat de bestemming passieve recreatie van het park behouden kan blijven. Reclamant doelt op de volgende mogelijkheden: - perceel Mgr. Leijtenstraat-St. Ignatiusstraat en Eekhoornstraat - perceel Heusdenhoutsestraat-Hoogeind-Elandstraat - perceel Topaasstraat-Koraalstraat-Claudius Prinsenlaan Door reclamant genoemd onder 3 Reclamant is van mening dat het gebruik en de belevingswaarde van het park door de bebouwing zou worden aangetast. Reclamant is van mening dat er geen inspraak heeft plaatsgevonden en kwali ficeert de inspraak als een klucht. De reclamant verwijst verder naar zijn bij ons college ingediende bezwaren bij brieven van 4 augustus, 12 augustus en 10 december 1987. Ten aanzien van de bezwaren overwegen wij het volgende. Ten aanzien van de bezwaren van de onder 1 genoemde reclamant Wij kunnen niet instemmen met de opvatting van deze reclamant dat geen sprake zou zijn van een bestemmingsplan. Wij verwijzen hiervoor naar artikel 10 van de Wet op de ruimtelijke ordening dat bepaalt dat de gemeenteraad voor het gebied van de gemeente, dat tot een bebouwde kom behoort, of voor een gedeelte daarvan, een bestemmingsplan kan vaststellen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 953