nr. 210
Tijdens de op 6 april 1989 gehouden hoorzitting zijn de in het
beroepschrift vermelde beroepsgronden door appellante als volgt
aangevuld:
c. Door de weigering van de gevraagde bouwvergunning is in
strijd gehandeld met het algemeen beginsel van behoorlijk
bestuur dat gelijke gevallen gelijk dienen te worden behan
deld. In dit verband werd gewezen op de bouwvergunningen, die
in de loop der jaren zijn verleend aan ISPC, een groothandel
waar eveneens detailhandel plaatsvindt.
Overeenkomstig het bepaalde in de Regeling behandeling bezwaar-
en beroepschriften, is het beroepschrift van Makro in handen
gesteld van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften, ter
voorbereiding van de terzake te nemen beslissing. In het kader
van deze voorbereiding heeft op 6 april 1989 een hoorzitting
plaatsgevonden. Het proces-verbaal van deze hoorzitting is aan
het proces-dossier toegevoegd.
2. Het advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften.
De commissie heeft met betrekking tot de ontvankelijkheid van
appellante vastgesteld dat het beroepschrift is ingediend binnen
de daarvoor in artikel 51, eerste lid, van de Woningwet gegeven
termijn. Zij adviseert derhalve om Makro in haar beroepschrift
te ontvangen.
Ten aanzien van de door Makro aangevoerde beroepsgronden is de
Commissie voor bezwaar- en beroepschriften tot de volgende be
vindingen gekomen.
ad. a
Het algemene bebouwingsvoorschrift, zoals dat is neergelegd in
artikel 3 van de voorschriften, behorend bij het bestemmingsplan
"Krogten 1972", luidt als volgt:
"Bebouwing is slechts toegelaten indien en voorzover dit
bij de betreffende bestemming is bepaald".
Het perceel, waarop de Makro-vestiging is gelegen, valt onder de
bestemming "Doeleinden van handel en bedrijf, klass HB I", waar
van de bijbehorende voorschriften nader zijn uitgewerkt in arti
kel 5 van de bestemmingsplanvoorschriften. Zo bepaalt lid C van
artikel 5, dat:
"Het is verboden de opstallen te gebruiken voor de uitoefe
ning van detailhandel".
Vaststaat, en dit wordt door appellante ook niet weersproken,
dat in de Makro-vestiging naast groothandel tevens detailhandel
- in de zin van verkoop van artikelen aan eindgebruikers -
plaatsvindt. Gezien de duidelijke bewoordingen van de in het
geding zijnde planvoorschriften is er in dit geval geen ruimte
voor de opvatting van appellante inzake de betekenis die haars
- 2 -