nr. 210 Gelet op het principiële karakter van het destijds door het college ingenomen standpunt moet welhaast worden aangenomen, dat de grondtransactie niet zou zijn doorgegaan en de bouwvergunning zou zijn geweigerd, indien het college volledig en correct door de SHV zou zijn geïnformeerd. Overgangsrecht in bestemmingsplannen strekt ertoe, mede uit een oogpunt van rechtszekerheid, bescherming te bieden aan gevestig de belangen of rechten bij de invoering van een nieuwe regeling die de bestaande toestand niet dekt. Tegen deze achtergrond bezien is de commissie, gelet op de voor geschiedenis, van oordeel dat in het voorliggende geval niet van een beschermenswaardig belang sprake is. Reeds om deze reden wordt door appellante ten onrechte een beroep gedaan op de over gangsbepaling De commissie heeft in dit kader bovendien nog het volgende in haar overwegingen betrokken. De overgangsbepaling in "Krogten 1972" is, onder vigeur van de destijds heersende opvattingen in de jurisprudentie van de Kroon, ruim geformuleerd. Dermate ruim, dat elk strijdig gebruik onder het overgangsrecht valt. Dus ook het gebruik, dat al strijdig was met enig voorschrift, voordat "Krogten 1972" in werking trad. Het is inmiddels constante juris prudentie van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State, dat onder omstandigheden de reikwijdte van een overgangsbepaling minder ver strekt dan de redactie van die bepaling doet vermoe den. Een dergelijke, ruim geformuleerde, overgangsbepaling strekt volgens de Afdeling rechtspraak niet zover dat zij zou kunnen worden ingeroepen ingeval het gemeentebestuur "onder de vigeur van de vroegere regeling het in geding zijnde gebruik heeft gewraakt en rechtens kon wraken"Naar de opvatting van de commissie is in casu aan deze voorwaarden voldaan. Het gemeente bestuur heeft destijds op niet mis te verstane wijze duidelijk gemaakt dat hij ter plaatse geen detailhandel wilde. Uitoefening van detailhandel was in strijd met de destijds op het perceel rustende bestemming "handel en nijverheid", en strookte boven dien niet met de door het college uitgedragen opvattingen over de planologische ontwikkeling van het betreffende gebied op termijn Het is op grond van bovenstaande overwegingen dat de commissie tot het oordeel komt, dat appellante zich ten onrechte beroept op het overgangsrecht. ad. c Tenslotte het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt, dat door de vertegenwoordigers van het gemeentebestuur reeds voldoende is ingegaan op de gemeente lijke handelwijze ten opzichte van de ISPC. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is hier naar de opvatting van de commis sie geen sprake. Doch wat hier ook van zij, het beginsel dat gelijke gevallen gelijk dienen te worden behandeld brengt nog niet met zich mee, dat in strijd met het bestemmingsplan - en - 6 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 1017