nr. 213 Vliedberg Vastgoed B.V. interpreteert de gehanteerde formulering ten aanzien van de toezegging als een "procedurele medewerking" Op het moment van aankoop ontstond tegelijkertijd een restauratie-verplichting, waarvan het geoormerkte bedrag tot maximaal f 38.000,00 onderdeel uitmaakte. Wij achten deze interpretatie nauwelijks weerlegbaar, omdat Vliedberg Vastgoed B.V. er te goedertrouw vanuit is gegaan dat voor de restauratie van De Koe nog een gemeentelijk subsidie van f 38.000,00 beschikbaar was. Op grond van het bovenstaande stellen wij Uw raad voor om Vliedberg Vastgoed B.V. een aanvullend subsidie van f 38.000,00 te verstrekken en dit bedrag ten laste te brengen van het BEF van de dienst Welzijn. 2. Terugvordering BTW Begin september 1986 werd de boerderij gedeeltelijk door brand verwoest. De Rijksdienst voor Monumentenzorg achtte restauratie nog mogelijk. De afdeling Bouw- en Woningtoezicht achtte het noodzakelijk om ter voorkoming van ongelukken een noodherstel toe te passen. Wij stelden daarvoor een bedrag van f 150.000,00 excl. B.T.W. ter beschikking. Deze B.T.W. is onderwerp van discussie Vliedberg Vastgoed B.V. meent aanspraak op deze B.T.W. te kunnen maken op grond van de toezegging onder punt 2 van eerder genoemde schriftelijke verklaring d.d. 18-9-1988, waarin het noodherstel als onderdeel van de restauratie wordt beschouwd. De Stichting Stadsherstel heeft Vliedberg Vastgoed B.V. laten weten dat zij aanspraak mag maken op de terugvordering omdat de stichting ten tijde van het noodherstel eigenaar was en het bedrag in feite een subsidie aan de stichting was. De dienst Welzijn is van oordeel dat het bedrag de dienst toekomt, omdat zij het noodherstel uit eigen budget heeft gefinancierd. Daarnaast kwam het herstel voort uit een eis van Bouw- en Woningtoezicht en kan derhalve niet beschouwd worden als "restauratie". Daarbij merken wij nog het volgende op. Terugvordering van B.T.W. is in zijn algemeenheid mogelijk door natuurlijke en rechtspersonen die belaste prestaties leveren en dientengevolge ondernemer zijn in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968. Het zal duidelijk zijn dat, indien voldaan wordt aan dit criterium, een feitelijk recht op terugvordering alleen dan kan bestaan als degene die vordert ook de kosten heeft betaald. In dit geval is hiervan geen sprake, zowel niet naar de Stichting Stadsherstel als naar Vliedberg Vastgoed B.V. Het bovenstaande is voor ons college reden Uw raad voor te stellen de terugvordering van B.T.W. door Vliedberg Vastgoed B.V. niet ontvankelijk te verklaren. - 2 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 1030