nr. 222
6
heeft de beste kans van slagen als de diverse leerwerkprojekten in één
organisatievorm i.e. stichting worden ondergebracht.
Als hoofdfunkties van zo'n stichting kunnen worden aangemerkt:
het beheren en - op onderdelen - versterken van de huidige leer
werkpro jekten/ -aktiviteiten,
het inbedden van de leerwerkprojekten/-aktiviteiten in de totale
voorzieningenstruktuur
het - zo nodig - tot uitvoering brengen van nieuwe leerwerkprojek-
ten/-aktiviteiten
Wat betreft de samenstelling van het stichtingsbestuur wordt, gelet op
de taakstelling van betreffende projekten, gedacht aan een afvaardi
ging vanuit het CW, het CBB, de PBVE, het GAB, de gemeente Breda (EZ
W) en het bedrijfsleven.
Voordelen van de hiervoorgestelde konstruktie zijn ondermeer:
een eenduidige regie ten aanzien van beheer én uitvoering van de
diverse leerwerkprojekten waardoor een samenhangend programma
aanbod kan worden ontwikkeld/aangeboden én een gezamenlijke
wervings-, begeleidings- en doorstromingsaanpak kan worden geëf-
fektueerd,
de verbreding van het maatschappelijk draagvlak doordat personen
die sleutelposities innemen binnen de reguliere voorzieningen
struktuur via afvaardiging in het bestuur direkt bij de leerwerk-
aanpak worden betrokken,
de versterking van de bestuurskracht via inbreng van personen die
funktioneel bij de aanpak van de (langdurige) werkloosheid zijn
betrokken,
een eenduidige presentatie (profilering) naar buiten zowel naar de
doelgroep alsook naar derden.
een meer efficiënte werkwijze op bestuurs- en uitvoeringsnivo.
Ook voor de betrokken organisaties zelf levert participatie in het
stichtingsbestuur voordelen op. Zij krijgen hiermee als het ware een
instrument aangereikt om - ter aanvulling op of versterking van de
eigen taakstelling - op maat gesneden programma's voor personen met
een zwakke positie op de arbeidsmarkt te (doen) verzorgen.
In de notitie "stichting leerwerkplaatsen" is de hier voorgestelde
konstruktie nader uitgewerkt naar doelstelling/uitgangspunten, om
vang/bereik, organisatorische opzet (bestuurs-)samenstelling, finan
ciële/ personele konsekwenties enz. Kortheidshalve wordt hier naar
genoemde notitie verwezen.
Om de hier op hoofdlijnen geschetste "reorganisatie" op haalbaarheid
te toetsen, zijn hieromtrent oriënterende gesprekken gevoerd met zowel
de huidige stichtingsbesturen alsook die organisaties/instanties die
de (toekomstige) stichting dienen te "dragen". Deze gesprekken hebben
erin geresulteerd dat alle partijen zich op hoofdlijnen in deze
reorganisatie kunnen vinden.
Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de nieuwe stichting per 1 januari
1990 operationeel is. Zowel ter voorbereiding hierop alsook ter
begeleiding van het reorganisatieproces is een zogenaamde initia
tiefgroep ingesteld. Het ligt in de bedoeling dat deze initiatiefgroep
te zijner tijd opgaat in het nieuwe stichtingsbestuur.
4.3. Het aanbrengen van een "tussennivo" tussen bestuurs- en
uitvoeringsnivo
In paragraaf 3.2. is reeds aangegeven dat de personele bezetting van
de diverse leerwerkprojekten niet is berekend op de diversiteit aan