aan de raad der gemeente Breda SD/8968IO782 nr. 255 Voorstel van burgemeester en wet houders tot het vaststellen van de verordening "bijdrageregeling verhuis- en inrichtingskosten". In het kader van het minimabeleid van de gemeente Breda zijn eerder in 1989 door Uw raad een aantal verordeningen vastge steld, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de gemeentelijke sociale dienst. In het te voeren minimabeleid zou ook aandacht besteed moeten worden aan een zogeheten doorstromingsfonds. In dat kader wordt aan Uw raad voorgesteld bijgaande verordening inzake een bijdra geregeling voor verhuis- en inrichtingskosten vast te stellen. Het scheppen van een doorstromingsfonds in de brede zin van het woord heeft ons college achterwege gelaten. De verordening heeft zich dan ook beperkt tot een bijdrageregeling voor ver- huis- en inrichtingskosten. De reden hiervoor is gelegen in het voor deze regeling beschikbare budget van f 50.000,Als wordt uitgegaan van een maximale bijdrage van f 2.000,zoals in de concept-verordening is voorzien, kunnen maximaal 25 perso nen welke aan de criteria voldoen, worden geholpen. Ten aanzien van de inkomens- en middelentoets is aangesloten bij de bepalingen in andere verordeningen met betrekking tot het minimabeleid en wel met name bij de "bijdrageregeling spor tieve voorzieningen". De verordening voorziet erin dat een bijdrage wordt verstrekt aan personen, die een woonkostentoeslag ontvangen in het kader van het Besluit Landelijke Normering als gevolg van het feit, dat zij geen huursubsidie ontvangen, omdat de huurprijs de maxi maal subsidiabele huur als bedoeld in de Wet individuele huur subsidie overschrijdt. Op grond van de bepalingen in aangehaald besluit wordt aan deze personen de voorwaarde opgelegd, dat zij dienen uit te zien naar goedkopere huisvesting, waarvan de huur prijs valt binnen de termen van de huursubsidie. Deze burgers zijn dus gedwongen te verhuizen en daarvoor kosten te maken. Het komt ons college wenselijk voor deze categorie burgers on der de werking van de bijdrageregeling te brengen. Op de tweede plaats is gekozen voor die groep burgers, die ou der zijn dan 55 jaar, niet- onder de eerste groep burgers val len, een eengezinswoning bewonen en vrijwillig verhuizen naar een flat dan wel naar een meer bij hun situatie passende huis vesting. Ons college is van oordeel dat vanuit de doelstelling van de regeling ook deze categorie burgers onder de werking van de regeling dient te worden gebracht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 1220