-sas- gemeente Breda nr. 279a De raad der gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 272, letter a en 273 van de gemeentewet, alsmede op het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen; besluit vast te stellen de volgende verordening op de heffing van de onroerend-goedbelastingen Voorwerp van de be lastingen: belastbaar feit: be lasting plicht Grondslag van de be lastingen Artikel 1 1. Ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerend goed worden onder de naam "onroerend- goedbelasting" jaarlijks geheven: a. een directe belasting van degene, die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het belastingjaar een onroerend goed al dan niet krachtens een zakelijk recht of persoonlijk recht feitelijk gebruikt; b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het belastingjaar van een onroerend goed het genot heeft krachtens zakelijk recht 2. Voor de toepassing van het eerste lid, letter a. wordt a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het hoofd van dat huishouden; b. gebruik door degene aan wie het gebruik van een gedeelte van een onroerend goed is afgestaan, aangemerkt als gebruik door degene, die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan; c. ingeval van verschillende soorten feitelijk gebruik alleen het belangrijkste in aan merking genomen. 3. Voor de toepassing van het eerste lid, letter b. wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt hij die bij het begin van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander genothebbende krachtens zakelijk recht was Artikel 2 De grondslag waarnaar de in artikel 1 bedoelde belastingen worden geheven, is de waarde welke aan het onroerend goed in het economische verkeer kan worden toegekend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 1349