SOS gemeente Breda nr. 279e De raad der gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 272 en 274a van de gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening op de heffing en invordering van een hondenbelasting. Artikel 1 Aard van de belasting Belasting plicht In deze gemeente wordt, onder de naam van honden belasting, een belasting geheven op honden. 1. Belastingplichtig is ieder, die in de gemeente één of meer honden houdt. 2. Als houder van een hond wordt aangemerkt degene, die, onder welke titel ook, een hond bezit, ter verzorging of onder toezicht heeft. 3. Het hoofd van een huishouden wordt geacht houder te zijn van de hond of de honden die de overige leden van het huishouden in bezit, ter verzor ging of onder toezicht hebben. 4. Als leden van het huishouden worden beschouwd bloed- en aanverwanten, pleegkinderen, inwonend dienstpersoneel, alsmede alle andere personen die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het hoofd van het huishouden inwonen. 5. Voor honden die verblijven in een inrichting, waarvan het bedrijfsdoel is dieren tegen vergoe ding te verzorgen, is de belasting verschuldigd door hem, voor wiens rekening de hond wordt ver zorgd. 6. Behoudens het bepaalde in het zevende en achtste lid wordt de belasting geheven: a. ten volle indien de belastingplicht aanvangt voor 1 juli; b. voor de helft indien de belastingplicht aan vangt op of na 1 juli. 7. Ten aanzien van de belastingplichtige die zich voor 1 juli van een belastingjaar in deze ge meente vestigt en aan wie in de gemeente van herkomst over het voor 1 juli gelegen gedeelte van het belastingjaar een aanslag is opgelegd naar hetzelfde aantal honden waarvoor hij be lastingplichtig is, wordt de belasting over het belastingjaar voor de helft geheven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 1398